Mei 1940 – Nederland in oorlog (3)

Bij Brunet hoor ik het laatste nieuws. Rotterdam is gebombardeerd. Utrecht en Amsterdam zullen hetzelfde lot ondergaan als Nederland niet onmiddellijk de wapens neer zou leggen, gedwongen door de overmacht moest men toen toegeven.” Even later worden de geruchten bevestigd. Door de radio deelt Generaal Winkelman het de bevolking mede. “Dinsdag, 14 Mei, om 7 uur ’s avonds heeft Nederland gecapituleerd.”

De verslagenheid is groot. Opeens zijn de straten weer vol menschen, die druk de laatste gebeurtenissen bespreken. Algemeen is men diep onder de indruk. Hoe zal nu ons lot worden? Wanneer zullen de Duitschers de stad binnenrukken?

Vlak voor de Duitse intocht op 15 mei 1940 stak het Haagse garnizoen al haar transport in brand om het niet in Duitse handen te laten vallen. Malieveld.

De soldaten zijn verontwaardigd, sommige kunnen de zenuwen niet meer in bedwang houden en hullen als kleine kinderen. Hebben ze daarvoor 5 dagen lang onafgebroken gevochten, is daarvoor zooveel bloed moeten vloeien? In hun woede slaan ze de wapenen stuk. Liever de boel vernielen dan dat de vijand ze in handen krijgt. Ze begrijpen er niets van. Het ging toch goed, ze konden de invallers toch in bedwang houden totdat de beloofde hulp zou komen uit Engeland en uit Frankrijk? De Koningin had het immers door de radio gezegd en de Minister-President en Generaal Winkelman!

De waarheid wisten ze echter nog niet, de werkelijke situatie was niet zoo rooskleurig als we dachten en uit de radioberichten konden opmaken, maar dat merkten we later pas.

’s Avonds was de stad weer verlicht. Den Haag herkreeg haar normale aanblik. Maar tegen een uur of tien werden we opnieuw opgeschrikt door doffe knallen in de verte. Zou het toch nog niet afgeloopen zijn, of was het weer een vergissing van de Duitsche luchtmacht. Na de officieele capitulatie hadden Duitsche vliegers immers nog Den Helder gebombardeerd, niettegenstaande de radiografische intrekking van de opdracht door de Duitsche Opperbevelhebber. De knallen die we hoorden kwamen achter van het Malieveld, waar de verontwaardigde soldaten hun wapenen verbrandden en de munitie tot ontploffing brachten.

De rest van de nacht bleef echter rustig en voor het eerst na vijf dagen werden we in de vroege ochtend niet gewekt door sirenegeloei, motorgeronk en kanongebulder. Het was schitterend zonnig weer toen ik de volgende morgen weer naar kantoor ging.

Maar in het Zuiden hing een groote, donkere onweerswolk die vreemd afstak tegen de overigens helder blauwe hemel. Het vreemde verschijnsel was gauw verklaard. Daar in de verte brandde Rotterdam en de olietanks lange de waterweg. Onheilspellend stond het zwarte rookgordijn aan de horizon, tot hoog in de lucht. Rotterdam moest zwaar geteisterd zijn.

Land van Hoboken

Op kantoor hoorde ik de eerste verhalen van de geweldige verwoestingen die er waren aangericht. Duizenden zouden er het leven gelaten hebben. Een paar waren er op de fiets heen geweest om te informeeren naar familie en bekenden en zonder uitzondering kwamen ze terug met de gruwelijkste verhalen.

Een paar dagen later ben ik zelf gaan kijken. Het was onbeschrijvelijk de chaos die ik daar zag. Rotterdam moet een hel geweest zijn, verbijsterend was de ravage. Heel de binnenstad was als weggevaagd. Waar eens de Coolsingel was en de Binnenweg, de Hoogstraat en de Schiedamschedijk, de Goudsche singel en de twee stations, Hofplein en Delftsche Poort en alles wat er omheen lag, was nu één onafzienbare, troostelooze puinhoop.

Op de brokstukken wezen hier en daar een naambordje aan welke straat er nog kort tevoren geweest was, anders kon men zich niet orienteeren in die uitgestrekte woestenij. En nu was de brand gebluscht. Hòè moet het dan geweest zijn toen heel de stad in vlammen stond! Aan de Maas zag ik de Statendam, eens een van onze mooiste zeekasteelen, nu een zwartgeblakerd, uitgebrand wrak. Aan de overkant van de rivier kronkelden rookwolken omhoog uit de nog steeds smeulende puinhoopen. Het stonk er vreeslijk. Nooit had ik kunnen vermoeden dat ik Rotterdam zóó geteisterd terug zou vinden.

Op kantoor kregen we als voorschot een maand salaris uitbetaald. Toen ik het geld had geind, ben ik weer naar huis teruggekeerd. ’s Middags zag ik de eerste Duitsche soldaat. In de vroege ochtend waren de Duitschers Den Haag binnengerukt. De voornaamste punten en gebouwen werden direct bezet en sindsdien trokken ze onafgebroken door de stad in lange colonnes. De discipline is uitstekend, in voorbeeldige orde trekken ze langs, zonder eenige wanklank. De hagenaars blijven stilstaan om te kijken naar het ongewone schouwspel.

De Coolsingel na het bombardement op Rotterdam (Foto: Gemeentearchief Rotterdam)

Het is een indrukwekkend gezicht dat gemechaniseerde leger. In een snel tempo denderen ze voorbij, tanks, tractors op rupswielen voor groote kanonnen, auto’s met afweergeschut, anti-tank kanonnen, radioinstallaties, zoeklichten, wagens met munitie en dan auto’s, steeds maar meer, volgepropt met soldaten in volle oorlogsuitrusting. En daar tusschen door daverden de motorrijders in hun fantastische camouflagekleeding.

Veel van dergelijke collonnes heb ik langs zien trekken in die dagen, door Den Haag, door Utrecht en later ook door Roermond, vrachtauto’s vol parachutisten, lange treinen volgeladen met tanks, auto’s en geschut, alles op weg naar het front in Vlaanderen. In Boxtel passeerden we eens een trein die juist van het slagveld in Frankrijk kwam, op de terugweg naar Duitschland. Alle wagons waren met bloemen versierd. In het stroo lagen de mannen op hun gemak te rooken en uit te kijken. Ze vroegen ons hoe ver het nog was tot aan de Duitsche grens. Ze gingen terug naar Pommeren.

Sommigen toonden hun oorlogssouveniers. Een had een trompet, een ander haalde vol trots een Fransche generaalspet te voorschijn. Op de auto’s Fransche helmen als trophee. Op een speciale wagon had de kok zich geïnstalleerd met zijn dampende ketels. Dwaas zagen de kerels eruit in hun hemdsmouwen met zwarte bolhoedjes op. Ze waren in een beste stemming nu ze weer naar huis terug konden keeren. Hier en daar stond op een wagon luchtafweergeschut opgesteld. Dreigend waren de loopen van kanonnen gericht.

Weer een andere keer, toen ik op weg waar Deventer, passeerden we een trein mot Hollandsche krijgsgevangenen die juist in het Vaderland waren teruggekeerd, een trein vol haveloze kerels met zwarte, ongeschoren baarden, maar met vrolijke gezichten.

De eerste Duitscher die ik zag was een zwarte tank soldaat. Hij vormde met zijn zwarte gevechtswagen, waarop het Duitsche oorlogskruis, de achterhoed van een lange colonne die op de Laan van Meerdervoort stand ongesteld. Verderop zag ik de hele troep. Bij ons in de buurt werden ze ingekwartierd, in scholen en bij particulieren. Onder de boomen werden de auto’s geparkeerd. Nieuwsgierig stonden de Haagenaars erom heen te kijken en maakten hier en daar een praatje.

De Duitschers gedroegen zich uiterst correct, hadden helemaal niet het air van een overwinnaar tegenover de overwonnennen. Het waren meest jonge kerels, vele droegen het lint van het IJzeren Kruis in het knoopsgat. ’s Avonds moest de stad weer verduisterd zijn, maar dankzij de invoering van de Duitsche zomertijd die 15 mei ook in Nederland van kracht werd, konden we 1 uur en 40 minuten langer van het daglicht profiteeren. Voorloopig echter was het nog verboden nå achten op straat te zijn.

Nu de rust was weergekeerd, wilde ik probeeren naar Utrecht terug te komen. Treinen reden er weliswaar nog niet, maar ik kon een poging wagen met m’n motor naar huis te gaan. Benzine was er voorloopig nog te krijgen. Direct heb ik de tank nog eens extra bij laten vullen, maar…. de volgende dag kwam het verbod voor alle motorverkeer. Alleen voor zakenreizen werd een uitzondering gemaakt. Voorloopig kon ik dus nog niet weg uit Den Haag.

16 Mei ben ik voor het eerst weer naar kantoor gegaan. Het werk ging weer z’n normale gangetje, al was het in het begin wat vreemd om zoo gewoon door te gaan, daar, waar een week geleden plotseling het werk was afgebroken. En wat lag er niet tusschen, wat was er niet allemaal gebeurd in die enkele dagen! 17 Mei mochten we weer vrij op straat zijn, ook na het invallen van de duisternis.

Alle beperkende bepalingen waren nu opgeheven. De cafés en restaurants werden geopend, alleen mocht er nog geen muziek gemaakt worden. Het werd weer druk in de stad. Met het mooie lenteweer was er op de caféterrassen haast geen plaats meer te krijgen. Het was of men de schade in wilde halen. Den Haag herkreeg haar normale gedaante.

Alleen ’s avonds, als de duisternis was gevallen, bleef het donker in de stad en dan waren de straten als uitgestorven. Hier en daar schoof een enkele donkere schim voorbij, een fietser, of een auto zonder lichten op. Vaak kwamen er nu nachtelijke troepentransporten door de stad. Een vol uur heb ik eens tegen middernacht op het Buitenhof moeten wachten, voordat ik over kon steken. Eén onafgebroken rij vrachtwagens trok voorbij. In de duisternis doken ze op, de eene groote dieselwagen na de andere, denderden voorbij en verdwenen dan weer om een hoek als een duistere schim.

18 Mei werd het treinverkeer gedeeltelijk hersteld. Ik kon toen eindelijk naar Utrecht terugkeeren, maar eerst de volgende dag, Zondag 19 Mei, ben ik naar huis gegaan. Precies drie weken was ik weg geweest. Vanuit de trein was niets bijzonders meer te zien. Het land lag er even vredig als drie weken te voren toen ik naar Den Haag kwam. Niets wees meer op de strijd die toch hier in de buurt gewoed moest hebben. Eerst later zag ik meer, in het eigenlijke gevechtsterrein langs de Rijn, waar veel huizen en boerderijen in puin geschoten waren. En juist in deze buurt waren de geëvacueerde Utrechtenaren terechtgekomen op hun weg naar een veiliger oord. Verscheidene vluchtelingen zijn op die tocht omgekomen, getroffen door het vuur van de vijand en door de bombardementen van de luchtmacht. Ze waren van de wal in de sloot gekomen, want in Utrecht zelf was niets gebeurd.

Precies zooals ik haar verlaten had, vond ik de stad weer terug. De Maliebaan was getooid in haar nieuwe voorjaarskleed, frisch, jong groen. Ook thuis was alles gelukkig bij het oude gebleven. En dan te bedenken dat het ook heel anders had kunnen zijn, dat ook Utrecht hetzelfde lot van Rotterdam had moeten ondergaan als Nederland niet bijtijds gecapituleerd had!