De reis naar Indië – 1923 (2)

In 1923 maakten mijn vader Wim, samen met zijn ouders en zus Wies, de reis per boot naar Nederlands-Indië. Hij schreef er een verslag over, dat ik hier in vier delen integraal publiceer. Dit is deel 2.

De volgende middag reden we met een taxi naar de haven, waar aan de kade al de “Patria” van de Rotterdamsche Lloyd op z’n nieuwe passagiers lag te wachten. Aan de overkant van het water zagen we toevallig ook de “Tabanan” liggen, het schip waarmee we de eerste reis naar Holland hadden gemaakt. Toen we wegvoeren, speelde op de kade een schamel orkestje het Nederlandsche volkslied. Aan boord van het mooie nieuwe vlaggeschip van de R.L. begon weer het genoegelijke luxeleventje van zalig nietsdoen, lekker eten en feestvieren.

Iedere dag zorgde een strijkje voor muziek en als nieuwigheid hadden op deze reis op het voordek een zwembak, waar druk gebruik van werd gemaakt. Ook mankeerde niet het gebruikelijk feest aan boord met bal-costumee en diverse wedstrijden. Met tafeltennissen moest ik in de tweede ronde het onderspit delven tegen de toekomstige winnaar, maar met de ‘race met waterrace’ was ik gelukkiger. Op dat nummer wist ik de eerste prijs te bemachtigen, een horloge met embleem van de Maatschappij.

Het gebruikelijk feest aan boord met bal-costumee; mijn vader helemaal rechts met songkok, of peci

Met het kussengevecht, dat uitgestreden werd op een gladde paal over het zwembad, kreeg ik letterlijk en figuurlijk zo flink op mijn kop, dat ik er duizelig van werd, wat er niet beter op werd toen tegen de avond de zee hoe langer hoe woeliger werd en het schip stevig begon te schommelen, zoodat ik tenslotte
zeeziek op mijn dekstoel lag. Gelukkig was het leed de volgende dag weer geleden, niettegenstaande we op deze reis voortdurend vrij slecht weer hebben gehad.


Op een van die miezerige, sombere dagen was ik toevallig getuige van een bijzondere gebeurtenis aan boord. Het begon al te schemeren. Hooge golven sloegen tegen het schip op en van tijd tot tijd sproeide het water zelfs over het verlaten promenadedek. Plotseling was het of het schip vaart verminderde en tenslotte heelemaal stil lag. Nieuwsgierig boog ik me over de verschansing heen en inderdaad, de “Patria” lag onbewegelijk op de golven te deinen. Op de voorplecht stond een groepje mannen om een baar heen, voor een open gedeelte, waar de railing was weggenomen. Op de baar lag een lijkkist en juist toen ik keek klonk een commando, de kist gleed snel weg, plonste in de woelige golven en was meteen verdwenen. Nog een oogenblik bleef het schip stil liggen, toen vervolgde ze weer haar weg. Heel toevallig was ik getuige geweest van de begrafenis van een der Inlandsche bedienden die plotseling die dag overleden was en niet meer meegenomen kon worden tot Colombo, de dichtstbijzijnde haven, en dus in de Indische Oceaan een zeemansgraf kreeg.

Lees hier verder in het derde deel