De mappen van mijn vader (5) De eerste map gaat open/Reis naar Sovjet-Unie – 1936

PAGINA IN OPBOUW

Ik pak een van de mappen en sla open – de reis naar Rusland, of beter: naar de Sovjet-Unie. Individueel reizen naar het communistische land is in die jaren nog niet toegestaan. Wim gaat met de NRV, de Nederlandse Reisvereniging, op pad. Tenminste, dat is het plan, maar uit de keurig door hem bewaarde administratie blijkt dat er in eerste instantie niet genoeg deelnemers waren om de reis te laten doorgaan. Maar toch: een paar dagen later volgt het bericht dat de reis wel door kan gaan.

Kwitantie voor de reis – voor 240 gulden naar de Sovjet-Unie (collectie Briel)

De reis werd in Nederland verkocht door de NRV, maar de organisatie in de USSR was in handen van Intourist (Russisch: Интурист). Het was toen de enige organisatie die buitenlandse toeristen in de Sovjet-Unie mocht opvangen, huisvesten en rondleiden. De naam is een samentrekking van Иностранный турист (inostrannyj toerist), dat betekent ‘buitenlandse toerist’.

De Sovjets waren trots op de verworvenheden van hun revolutie, dat ze graag buitenlandse bezoekers rondleiden – zo lieten ze een folder drukken met de tekst van een uitzending van Radio Moskou waarin een medewerker van de NRV vertelt over zijn bezoek aan het land. Wellicht is dat ook de reden dat Intourist de reis toch door laat gaan, ondanks de tegenvallende belangstelling.

De reis was – voor die tijd – ook niet goedkoop. Totaal kostte de trip 240 gulden plus 10 cent zegelrecht (Over een kwitantie werd in het verleden belasting geheven, aangezien het hier ging om een document dat in rechte kon dienen als bewijs van betaling; het had dus juridische status. Die belasting werd betaald in de vorm van een fiscaal zegel.)

De reis begint op 26 april 1936 op station Staatsspoor in Den Haag. Totaal nemen zeven mensen deel aan de reis, waarvan de eerste 48 uur doorgebracht zullen worden in de trein. Reisleider is de heer F.W.W.H van Coeverden, die de paspoorten, voorzien van een visum voor de Sovjet-Unie, uitdeelt. En dat niet alleen: in het kader van de deviezencontrole ontvangt iedereen een lijst voor de ‘Geldbescheinigung’, een certificaat waarin je je opschrijft welke en hoeveel valuta je bij je hebt. “Dat konden we vast invullen om het oponthoud aan de grens zo veel mogelijk te beperken,” lees ik.

Reisleider Frits van Coeverden lijkt verder nogal onzichtbaar in het reisverslag van mijn vader. Hij komt later nog eenmaal voor, maar dan in negatieve zin: bij een plotselinge wijziging in het reisprogramma kreeg hij weinig voor elkaar en moesten de deelnemers zelf het heft in handen nemen.

Om 14:17, mijn vader was een man van de klok, komen ze aan in Bentheim, vlak over de Nederlands-Duitse grens. Iedereen de trein uit voor de formaliteiten. Ondertussen koopt de reisleider de treinkaartjes voor het Duitse traject. “Op deze manier was het goedkoper omdat betaald werd met zilvergeld dat in Holland tegen een voordelige koers gekocht was en waarvan de invoer in Duitsland vrij is. Toch is dat niet de handigste manier van reizen en de arme meneer Van C. die zijn zakken volgeladen had met zilvergeld, had er een hele vracht aan. De toonbank van het loket was bijna te klein om al het geld uit te tellen.”

Leuk detail: na het overgaan van de grens bij Oldenzaal naar Bentheim moesten de klokken 40 minuten (!) vooruitgezet worden, omdat in Duitsland een andere tijd gold. Als echte Hollanders had de groep zelf broodjes gesmeerd en meegenomen en die werden nu opgegeten. Bij Ibbenbüren hield de trein even stil. “Toen de trein stilstond zagen we net een optocht van de Hitlerjugend voorbijtrekken. Het was maar een zielig gezicht die jochies voorbij te zien sjokken in de stromende regen, maar de Duitse conducteur vroeg of we wel gezien hadden hoe ‘begeistert’ de Duitse jeugd wel was.”

Bonnetje uit de Mitropa restauratiewagen voor een drankje (foto collectie Briel)

Inmiddels is het tijd voor het avondmaal, die de groep in de restauratiewagen neemt. Het menu bestond uit soep, biefstuk, salade en friet, met kaas na en rogge- en bruinbrood met radijsjes, daarbij een ‘flesch spuitwater.’ De catering in de Duitse treinen werd geëxploiteerd door Mitropa. Opgericht in de Eerste Wereldoorlog als Duitse tegenhanger van Wagons-Lits, kwam het daarna — ondanks opgelegde beperkingen — tot bloei. Met geconfisqueerde rijtuigen van Wagons-Lits, restauratiewagens van kleine Duitse exploitanten, slaaprijtuigen van de Pruisische Staatsspoorwegen en geld van Duitse banken werd deze Middeleuropese tegenhanger gevormd. Na de Duitse nederlaag beperkte het Verdrag van Versailles de activiteiten van Mitropa tot Duitsland, Oostenrijk en noordelijke buurlanden.

Interieur Mitropa-restauratierijtuig, ca. 1935

Filmpje over de Mitropa wagons in de jaren dertig

Berlin, Viktoria-Cafe, Unter den Linden

Berlin, Viktoria-Cafe, Unter den Linden (foto Bundesarchiv)

In Berlijn staat de trein twee uur stil bij station Friedrichstrasse, zodat de slaaprijtuigen kunnen worden aangekoppeld. Het gezelschap maakt van de gelegenheid gebruik een biertje te drinken op het terras van Victoria op Unter den Linden, op de hoek van de Friedrichstrasse.

Bij het lezen over deze korte stop in Berlijn word ik wel een beetje jaloers. Ik ken de stad heel goed en zeker station Friedrichstrasse, dat tijdens de jaren van de Muur het overstappunt was om met de S-Bahn of U-Bahn van West-naar Oost-Berlijn te gaan. De roaring twenties lagen in 1936 alweer in het verre verleden, maar ik had graag een kijkje genomen in het Berlijn van de jaren dertig in de tijd dat de nazi’s hun greep op het land verstevigden.

Na de korte bier-stop gaat de reis in de nacht verder door Polen. In de jaren dertig ligt Polen een stuk meer naar het Oosten dan tegenwoordig het geval is. Nu ligt Belarus (Wit-Rusland) nog tussen Polen en Rusland, toen grensde het land direct aan de USSR. Op de kaart is te zien hoe de Duitse grenzen lagen tijdens de Weimar Republiek.


Het reisgezelschap – geheel links mijn vader Wim Briel – voor de internationale trein (foto collectie Briel)

In de ochtend een stop in Warschau, waar de groep weer moet overstappen uit een trein die uit Parijs kwam. “Veel hebben we van Warschau niet gezien, maar wat er te zien was, was niet veel moois. Het zag er smerig en armoedig uit. Trouwens, het hele land maakt een zielige indruk. De huizen in de dorpjes waar we langs reden leken meer op vervallen stallen dan op mensenwoningen. Alles is van hout, wegen zijn er niet, alleen maar modder zie je, niets dan modder, met hier en daar een magere koe.

“Ook niet florissant uitziende paarden trokken de lange platte wagens die je hier ziet door de modderbrei. Behalve dit model wagen hebben ze nog een andere soort die veel op een Indische kossong lijkt. De rivieren hebben ook iets Indisch, ze zijn namelijk chocoladebruin.

“In de omgeving van de hoofdstad ziet het land er niet zo slecht uit, maar verderop was het werkelijk bar. Al deze huizencomplexen, steden of dorpen kon je deze rotzooi nauwelijks noemen, bestonden uit armzalige houten krotten, in de modder weggezakt. Maar de kerken daarentegen waren groot en van steen opgetrokken.”

Grappig dat het landschap hem aan Indië doet denken – en dan niet direct een positieve herinnering. Ook valt het hem op dat je voor een paar zloty een koptelefoon kan huren om naar de radio te luisteren. In elke coupe ligt een programma.

Niet voor iedereen begint de reis positief. “In de trein maakten we kennis met een Oostenrijker uit Weenen die het ongeluk had gehad zijn portefeuille met bijna al zijn geld erin te laten rollen. Zijn pas en enkele brieven werden in de W.C. teruggevonden.”

“Om 9.40 vertrokken we weer uit Warschau en zijn toen direct gaan ontbijten in de Poolsche restauratiewagen waar we een mooi uitzicht hadden door de groote ramen. In de omgeving van de hoofdstad ziet het land er niet zóó slecht uit, maar verderop was het werkelijk bar terwijl de regen het er niet beter op maakte. Het ontbijt bestond uit broodjes met jam en koffie of thee. Enkele stations waar we even stopten waren o.a. Bialystok, waar we de eerste Grieksch-Katholieke kerk zagen, Wolkowysk (Centralnij), Slonim en Baranowicze.

“Al deze huizencompexen, steden of dorpen kon je deze rotzooi nauwelijks noemen, bestonden uit armzalige houten krotten in de modder weggezakt. Maar de kerken daarentegen waren groot en van steen opgetrokken. Opvallend was het groote aantal militairen dat je zag. Ze waren goed gekleed met een groot model pet; de officieren soms nog met een veer erop.

“De dag werd weer gebroken door het diner dat bestond uit hors d’ouevre, soep, visch, vleesch en aardappelen. Tegen 17.03 bereikten we Stolpce, het Poolsche grensstation. De trein werd nu bewaakt door soldaten met de bajonet op het geweer. Onze passen werden gecontroleerd. Intusschen begon het te regenen dat het goot. Na een half uur oponthoud reden we verder, Rusland tegemoet, eerst langs de kazerne van de Poolsche grenswacht op eenige 10-tallen meters van de Russische wacht af gelegen. De grens was nauwkeurig aangegeven door netjes geverfde grenspalen; rood wit voor de Poolsche- en rood-groen voor de Russische grens.

“Langzaam reed de trein over de grens, waar hij werd opgewacht door gewapende Sovjetsoldaten. De passen werden weer gecontroleerd en ingenomen. Terwijl de trein langzaam verder reed, werd hij door een hurkende soldaat van beneden en door een soldaat op een stellage staande van boven nauwkeurig geinspecteerd.

“Daarna reden we door een groote eerepoort welke over de rails was gebouwd en waarop in het Russisch stond: “Reizigers uit het Westen, Welkom”. In de grond was van roode steenen een groote ater gemaakt met de sikkel en hamer orin van witte steenen.

Het station Negoreloje bij de Pools-Russische grens, nu Belarus (foto collectie Briel)

“In Negoreloje moesten we voor de Sovjet-douane de trein uit, trouwens met dezelfde trein doorreizen ging toch niet, daar Rusland breed spoor heeft. in de stroomende regen liepen we naar het douanekantoor, een keurig gebouw geheel van marmer met parketvloer, op de muren groote schilderingen, de industrie, de landbouw e.d. voorstellende. In alle talen stond bovendien in roode letters op de muren: “Proletariers van alle landen, Vereenigt U”. Verder stonden er groote borstbeelden van Lenin en Stalin.

“Het douanepersoneel zag er goed uit, keurig gekleed, behoorlijke gezichten, spraken alle talen, waren uiterst correct en beleefd. Geld, fototoestellen en waardevolle artikelen moesten aangegeven en geregistreerd worden. Verder vroegen ze iedereen of je een revolver bij je had. De controle van de bagage viel reusachtig mee, alleen hier en daar werd gekeken. De controle op lectuur is echter zeer scherp. Zo had ik b.v. een boekje van Mitropa (meegenomen uit de Duitsche trein als souvenier) en een paar Engelsche romannetjes. Dat werd allemaal blad voor blad bekeken. Ik had geen verboden waarbij me en al gauw kreeg ik dan ook een papiertje op mijn koffer geplakt.

“Daarna ben ik geld gaan wisselen. Voor $10.- kreeg ik 50.60 roebel. Daar uitvoer van roebels verboden is, evenals de invoer, hebben we allemaal dollarbiljetten meegenomen. In de eerste plaats is dit geld meer bekend dan een Hollandsch tientje, maar bovendien heb je dan coupures van 1 dollar, wat handiger is als je op de laatste dag nog een paar roebels noodig mocht hebben. Zooals je weet is de roebel dit jaar net gestabiliseerd op 3 Fransche francs dat is ongeveer fl.0.30.”

De waarde van geld neemt een belangrijke plaats in, keer of keer legt Wim de wisselkoers met de verschillende buitenlandse valuta uit, worden de prijzen vergeleken met die in Nederland. Hier schittert soms een lichte trots door op de waarde van de kennelijk toen ‘harde gulden.’ Geen wonder, dat Wim zijn werkende leven als accountant heeft doorgebracht. Een nauwgezette boekhouder, om het wat oneerbiedig te zeggen.

“Na het geld kwam de tijd aan de beurt en moesten we ons horloge twee uur vooruit zetten. Daarna ben ik een beetje gaan rondneuzen. Het bleek dat de douane toch nog het een en ander had ingepikt onder andere grammofoonplaten, stapels zijden damesondergoed en blokken laken. Alles werd nauwkeurig gewogen (vele gouden sieraden) en nagemeten. We stonden net op het punt van vertrekken toen opeens onze eerste gids kwam opdagen. Zij (het zijn allemaal meisjes) zou ons naar Moskou brengen.

Intusschen had het opgehouden met regenen. Onze slaapwagen (no. 4) stond toevallig net voor de uitgang zoodat we zoo konden instappen. De kruiers berekenen 0.80 roebel per collien; daar het maar een kwestie van een paar meters was, hebben we zelf onze koffers opgenomen en zodoende f.1.75 verdiend.

(Brochure uit de collectie van David Levine)

De reis werd nu voortgezet per Trans-Siberische Express, een pracht naam voor het stelletje oude wagens die slechts spaarzaam verlicht waren en sterk naar flit rooken. Het waren oude wagens en moesten we met z’n vieren in een compartiment slapen. In Rusland slapen mannen en vrouwen door elkaar. Gelukkig was ik ingedeeld met Ennema, Prins en Roder in de bedden 21 t/m 24. Mevrouw v.d. Ploeg met de twee andere heeren moesten in een andere coupe slapen. Als vierde man hadden ze een Rus. Het was een heel aardige man die 20 jaar in Amerika had gewoond.

Later hebben we nog heel gezellig met hem zitten praten. Om 21.35 Russische tijd vertrokken we van Negoreloje. Alvorens te gaan eten zijn we eerst gezellig met ons vieren gaan schemeren in onze coupé. Op de grond stond een groote koperen spuwbak die we overal in Rusland zouden zien. Ik vond het toch zo’n gek idee dat ik nu in Rusland reed in een trein zooals je die van de plaatjes kent met die gekke hooge spitse luchtvangers op het dak. Ze noemen dit een express maar hij ging niet harder dan een Hollandsche boemeltrein. In Rusland hebben ze trouwens nergens en nooit haast.

Jullie had ons moeten zien zitten, net een stelletje samenzweerders in het schemerdonker. Het waren allemaal lange afstandreizigers zoodat iedereen wel een sterk verhaal wist te verzinnen. Vooral Ennema die bij de B.P. in Indie werkt en met verlof was, juist terug in Holland na een reis van drie maanden door China, Japan, Canada en Amerika, had veel te vertellen, vooral omdat hij overal geweest is in China en Japan, ook in het binnenland.

Maar eindelijk werd het toch tijd om te gaan eten en dus togen we toen naar het restauratie-rijtuig, een zeer bijzonder ding. Alles rinkelde daar, zoodat we het lachen niet konden bedwingen en het vehikel direct de naam gaven van de “vroolijke keuken”. Het eerste Russische eten dat we kregen was kaviaar. Daarna een slaatje met bruin, wit en roggebrood en thee met compote na. Compote kregen we in Rusland bij elke maaltijd, ook bij het ontbijt.

De kaviaar werd opgediend in een soort champagneglas. Ik wist werkelijk niet hoe je het moest eten. Gelukkig zaten aan het tafeltje naast mij een 3-tal Russen en van die heb ik de kunst afgekeken. Ze aten het als jam op het brood gesmeerd en dus heb ik het ook maar zoo gedaan. Bepaald lekker vond ik het niet, maar toch heb ik het heele glas leeggegeten tot groote verbazing van de zes anderen die of heelemaal niets, of hoogstens één hapje hadden geproefd.

In de restauratie wagen kregen we onze passen weer terug. Na het eten weer terug naar onze wagon en in afwachting van het opmaken der bedden in de gang wat staan praten met onze gids die ons veel bijzonderheden vertelde over het nieuwe Rusland.

In onze wagon zat ook een echtpaar met 2 kinderen die naar Wladivostok moesten en dus het prettige vooruitzicht hadden nog 8 dagen in die trein te moeten doorbrengen. Tenslotte, het was al half één geworden, zijn we ons een voor een gaan uitkleeden en in onze respectievelijke bedden gekropen. Het uitkleeden viel niet mee omdat er zoo weinig ruimte was, zoodat we het ook maar niet aangedurfd hebben om de koffers te openen om de pyama’s eruit te halen en dus in ons ondergoed onder de rol zijn gekropen.

Deze wagons waren zoo hoog, dat ze de bagageruimte hebben kunnen maken tusschen het dak en het plafond van de gang. Deze keer was het mijn beurt om boven te slapen. Röder ging in het bed beneden mij, terwijl aan de overkant Ennema de hooge en Prins de lagere regionen hadden opgezocht.

Gelukkig slaap ik altija rustig en deed de trein het kalmpjes aan, zoodat hij niet al te veel schudde, want anders had ik een heele smak gemaakt als ik mijn bed uitgerold was. Het was me een hoogte hoor en zonder eenige bescherming. In de 3e klasse zijn er 3 bedden boven elkaar. Enfin, ik heb fijn geslapen en toen ik ’s morgens wakker werd, lag ik nog in mijn hooge ligplaats.

Door het venster zag ik niets anders dan bosschen. Wat een enorme voorraad hout hebben ze in die Noordelijke landen.

Toen we allemaal wakker waren kwam het probleem van het weer aankleeden. Een voor een verdwenen we naar de toilet waar we ons gezicht een beetje nat konden maken daar we in de slaapcoupés geen waschbakken hadden. Druppelsgewijs verscheen ons gezelschap daarna in de restauratiewagen voor het ontbijt dat bestond met brood, voor ieder 2 spiegeleieren, veel boter (adja seorg royaal meel. koffie of thee in glazen denean verder caviar en natuurlijk compote en het connue

Over eenige uren zouden we in Moskou zijn wat te merken is aan het land dat er weer verzorgder uitzag. We passeerden nette stations met een groote bel zooals ze in Indie ook hebben, nette nieuwe huizen, natuurlijk van hout, en van tijd tot tijd een nieuwe fabriek. Hier en daar zag ik nog een laagje sneeuw liggen en was de bodem over het algemeen vrij drassig van het smeltwater. Langs de spoorbaan zie je overal, het begon al in Polen, een haag van lage denneboomen met dikke stammen die dient om de baan eenigszins te beschermen tegen sneeuwverschuivingen.

Langs de route die wij gevolgd hebben, heeft eens Napoleon zijn troepen naar Moskou gevoerd. Ennema en ik zaten samen met de bovengenoemde Rus aan één tafeltje en na het ontbijt zijn we er lekker in het zonnetje blijven napraten tot we in Moskou aankwamen. De man heeft ons heel wat interessants verteld.

Eerst over zijn vele reizen over de geheele wereld, daarna over zijn werk en tenslotte over het nieuwe regime in Rusland. Hij kwam net terug uit Duitschland waar hij een studie had gemaakt van de nieuwste toepassingen op conservegebied om die weer in Rusland in te voeren. Het conserveeren van alle mogelijke dingen is een van de nieuwe takken van de lichte industrie die nu in de Sovjet wordt opgebouwd volgens het 2e Vijfjaren-plan. Op het oogenblik hebben ze al een 100-tal van dergelijke fabrieken.

Al pratende waren de laatste uurtjes van deze reis gauw verstreken en om 11.35 reden we het Wit-Russische station binnen. Voor een wereldstad met 41 millioen inwoners was het maar een heel gewoon station. Het was wel groot, maar verder was er niets bijzonders aan te zien behalve dan eenige groote borstbeelden van Lenin en Stalin. Het geheel zag er naar mijn idee vrij armoedig uit, verwaarloosd, en dit bleek naderhand overal zoo te zijn, zoowel in Moskou als in Leningrad. Ik zou het willen vergelijken met een huis dat lang leeg heeft gestaan.

Toen ik het station uitstapte en dus voor het eerst wat van Rusland van dichtbij en op mijn gemak nauwkeurig kon waarnemen, moet ik bekennen dat het me tegenviel. Niet wat de grootheid van de stad en de grootschheid van de bouwwerken betreft, maar het algemeene stadsbeeld. Ik bedoel vreselijk slechte straten, de bijzonder slecht gekleede menschen, de slecht onderhouden huizen. Ik heb eens gelezen dat de Rus van tegenstellingen houdt en dat tref je inderdaad telkens weer. Zoo kun je b.v. midden op een breede boulevard met druk verkeer bij een wisselpunt van de tramrails een vrouwtje op een stoeltje zien zitten dat daar de heele dag niets anders doet dan telkens weer de wissel om te zetten. Nu hebben ze in Rusland de prachtigste dingen op machinegebied, maar aan een automatische wissel heeft blijkbaar nog niemand gedacht. Eerst dacht ik dat die wissel defect zou zijn, maar dat bleek niet het geval te zijn, want later heb ik nog heel wat van die vrouwtjes zien zitten die dan midden in het straatgewoel rustig hun sigaretje zitten te rooken.

Rookende vrouwen zie je heel veel in Rusland, ook wanneer ze aan het werk zijn of op straat loopen. Verder hanteeren ze met kwistige hand de lippenstift en nagellak. Het zijn net kleine kinderen; nu het hun toegestaan is, kleddert iedere vrouw haar lippen vol met verf, zoodat ze er bijna allemaal onmogelijk uitzien, want ze weten er heelemaal niet mee om te gaan wat ook geen wonder is, daar het allergrootste gedeelte der inwoners uit boerenbevolking bestaat. Eerst in de laatste jaren is het inwonertal zoo sterk gestegen door de groote trek van de plattelandbewoners naar de stad waar ze als arbeider in de fabrieken gaan werken. En dat verklaart meteen waarom je op straat overwegend zooveel slecht gekleede menschen ziet. Het isbovendien een klein soort menschen, vooral de vrouwen zijn kort en gedrongen, zoodat je weinig of geen behoorlijke lui op straattegenkomt. Mijn conclusie is dat de tegenwoordige Russen, althans in Moskou, een leelijk doch naief en goedig volk zijn.

Het zijn net kinderen die mooi speelgoed gekregen hebben, doch niet précies weten hoe ze er mee om moeten gaan. Ik kan het me best indenken dat de vroegere heerschers er met de knoet op los geslagen hebben en ook dat het zoo lang geduurd heeft alvorens ze hiertegen in opstand zijn gekomen. Het is een echt sloom volk, alles gaat er even langzaam en als je niet de Russische mentaliteit bezit en je schouders ophaalt en “nisjewozegt” wanneer het niet gaat zooals je wilt, dan zul je je vaak ergeren. Wil je hebben dat iets vlug gaat, dan moet je gaan schelden, al was het maar zuiver Hollandsch, en met de vuist op tafel slaan, wat we dan ook de noodige keeren gedaan hebben.

In Leningrad was het soort menschen al beter en waren ze ook beter gekleed, maar hier waren we dan ook al weer dichter bij Europa. De moderne jeugd ziet er echter goed uit, ook in Moskou, maar hierover later meer.

Toen ik het station uitkwam trok direct de reeds aangebrachte 1 mei versiering mijn aandacht. Overal waren o.a. meer dan levensgroote gekleurde portretten van de groote mannen opgehangen en hingen al de noodige roode versieringen aan de huizen, terwijl ze overal nog aan het timmeren waren. Dat beloofde wat voor 1 Mei en inderdaad heb ik nog nooit zoo’n intens versierde stad gezien als Moskou op 1 Mei. Aan elk huis in elke straat zijn eenige houders aan de muur bevestigd, telkens 3 bij elkaar waar de vlaggestokken in gestoken konden worden en op 1 Mei zat inderdaad in elke houder een roode vlag. De heele stad was toen één roode vlaggenzee en op de pleinen, in de fabrieken, aan de groote gebouwen waren versieringen aangebracht.

Onder geleide van onze gids reden we in 2 auto’s naar Hotel Metropol, gelegen aan het groote Swerdlow Plein. Het was prachtig zonnig weer, zoodat we in open wagens konden rijden. Het was nog een heel eind van het station naar het hotel, zoodat we al direct een heel stuk van de stad zagen. We reden langs breede boulevards met vrij druk verkeer. Er rijden veel trams, allemaal met 3 wagons die steeds prop- en propvol zijn. Behalve de trams heb je er autobussen en trolleybussen en dan nog de trots van Moskou, de Metro. En alles is even vol, ook de winkels, bioscopen en theaters zooals we later zouden merken.

Zooals in elke groote stad hadden ze in Moskou ook verkeerslichten (rood, groen en geel) en bovendien op sommige punten verkeersklokken die ik nog nergens anders heb gezien. Het is een ronde klok met een wijzer die steeds maar rond dit over con rood, groen en 2 kleinere gele vlakken. Het verkeer is rechts, maar toch krijg je niet het idee dat de boel is geregeld in wat je in een wereldstad zou overwachten. Halen links en rechts in en kruipen door elk gaatje dat ze vinden kunnen.

Hotel Metrople, voorzien van 1 Mei versieringen (foto collectie Briel)

Het geheel maakt een rommelige indruk en als je een straat oversteekt moet je drommels goed uitkijken, want de chauffeurs, waaronder veel vrouwelijke, gaan van de veronderstelling uit dat de voetganger wel opzij zal gaan en rijden zelf dan maar stevig door. Vaste punten om de straat over te steken zijn er niet evenmin als vluchtheuvels en zo zie je overal de menschen met levensgevaar de straten overrennen. Dat ik nergens een ongeluk heb gezien is me een raadsel. Natuurlijk zie je wel verkeersagenten, maar toch betrekkelijk weinig voor zoo’n groote stad.

Meestal wordt het verkeer automatisch geregeld en dat gaat inderdaad zeer vlot, soms te vlot voor een voetganger die een breede boulevard of plein over moet steken, want dikwijls is hij pas halverwege als het licht van rood via geel op groen springt en dan zit je opeens weer midden tusschen bussen, trams en auto’s. Dat is ook weer iets onbegrijpelijks waarom ze nergens op zoo’n groot plein of halverwege een breede boulevard een vluchtheuvel hebben gemaakt.

Het reisgezelschap op de straten van Moskou, geheel links Wim Briel (foto collectie Briel)

Misschien komt dat nog wel wanneer ze de bestrating onder handen nemen. Dit laat tot nu toe nog veel te wenschen over. Eerst dit jaar zijn ze begonnen om de voornaamste wegen te asphalteeren. Maar ze kunnen niet alles tegelijk doen. Rome is ook niet in één dag gebouwd zegt men waarschijnlijk ook in Rusland en daarom hebben ze voor de opbouw van Moskou liefst 10 jaar uitgetrokken waarvan nu al 3 verstreken zijn. In die 3 jaar hebben ze inderdaad al een hoop gedaan, maar tegen de groote aanwas van de bevolking was niet op te bouwen, zoodat er op het oogenblik nog groote woningnood is in de groote steden en zoo hokken er nog steeds 10-tallen menschen in één vertrek.

De Russen kijken echter, althans in de groote steden, vol vertrouwen in de toekomst en geloven beslist dat ze het hoe langer hoe beter zullen krijgen, dat ze eens ook al dat comfort zullen hebben wat men in Europeesche landen vindt. Dit alles geldt dan voor de groote massa. De beter gesitueerden zullen het geloof ik al wel beter hebben en wat de toeristen betreft, die hebben absoluut nergens over te klagen. De hotels waren prima en van alle gemakken voorzien.

Tijdens het eerste 5-jarenplan hebben ze alleen gedacht aan de opbouw van de zware industrie en hebben doelbewust andere noodzaakelijke verbeteringen o.a. het onderwijs laten schieten, omdat ze er geen geld genoeg voor hadden. Thans wordt ook hier aan gewerkt en hoopt men in 1937, dus 20 Jaar na de revolutie geen enkele analphabeet meer te hebben. Nu is er ook voldoende voedsel en zijn de broodkaarten afgeschaft en kunnen de mensen zelf voor geld levensmiddelen inslaan, waarvan een gretig gebruik wordt gemaakt. De winkels zijn dan ook altijd stampvol. We hebben eens geprobeerd zo’n zaak binnen te komen, maar dat heeft moeite gelost, dat verzeker ik je.

Iedereen moest natuurlijk inslaan voor de feestdagen. Maar toen we eenmaal binnen waren na een ware worstelpartij, zijn we er als een haas weer uitgeloopen omdat het er niet te harden was van de warmte en de menschenluchtjes. Veel winkels, behalve die voor levensmiddelen, zie je niet. Wel heb je veel “Galerijen” met winkeltjes, maar meestal kon je daar alleen maar kleedingstukken krijgen. Als toerist kan je daar dus niet gezellig gaan winkelen, niet alleen dat je er niets bijzonders kunt krijgen, maar ook omdat het er zóó beestachtig duur is, dat wij “kapitalisten” het niet kunnen betalen. Van etaleeren hebben ze nog geen kaas gegeten en daarom geloof ik dat er in werkelijkheid wel meer winkels zijn dan je op het eerste gezicht zou vermoeden. Vele etalages van groote gebouwen werden gebruikt om b.v. teekeningen en schilderijen te exposeeren, door kinderen gemaakt zooals in Leningrad. In Moskou zag je veel uitgestald de ontwerpen van nieuwe bouwwerken en ik verzeker je dat ze wat van plan zijn.

Om jullie eenig idee te geven van de hooge prijzen, zal ik er hier een paar noemen die ik op onze wandelingen genoteerd heb. Sigaretten kosten ongeveer f. 0.06 per stuk, een reep chocolade f. 0.45, een taartje in de theaters f.0.60, doodgewone sokken van een slechte kwaliteit f.1.50 per paar, een pet f.7.-, een speelgoedautootje van hout waar je in de Hema een kwartje voor betaalt, kost daar f. 2.50. Dankzij die hooge prijzen ben ik in Rusland goedkoop uit geweest, want ik heb er alleen maar briefkaarten gekocht, terwijl de andere heeren zich verder alleen nog maar aan de sigaretten bezondigd hebben. De dranken aan tafel die we natuurlijk voor een eigen rekening moesten namen, waren gelukkig niet zo duur. Daar het water in Rusland nergens betrouwbaar is, nam ik bij het eten altijd “Narzan”, d.i. spuitwater uit de Kaukasus. Een flinke fles kostte R 1.50, dat is f.0.45, wat nog wel te betalen was. Meneer Hoeksema nam wel eens een fles Piwo, oftewel bier (R 2.50). Voor de statistiek heb ik ook eens en glaasje wodka besteld (R. 0,80). Het smaakt naar jenever. Je krijgt het in een karaf en dan schenk je zelf maar in.

Na afloop weet de kellner precies hoeveel glaasjes je genomen hebt. De Russen drinken zo’n glaasje vaak in één teug leeg, maar voor mijn ongeoefend gehemelte was het te sterk en heb ik mijn glaasje met kleine slokjes leeggedronken.

Na deze afdwaling zal ik maar weer verder gaan met mijn reisbeschrijving. We waren dus op weg naar het hotel. Het bleek een heel groot gebouw to zijn met een prachtige marmeren hall, een groote marmeren eetzaal en zeer ruime kamers. Roder en ik kregen no. 493. Met de lift gingen we naar boven en op onze verdieping aangekomen, moesten we nog heele einden loopen voordat we op onze kamer waren. Ik heb voor de aardigheid de gang waar onze kamer aan lag gemeten en kwam toen tot ongeveer 100 meter.

En alles was keurig met kleeden belegd. Als je de lift uitstapte, op welke etage ook, kwam je in een soort veranda met gezellige zitjes, Dit is op zich zelf niet zo iets bijzonders, maar wel vind ik vermeldenswaardig de schaak spelen die daar op tafel voor gebruik gereed stonden opgesteld. Als je onze kamer binnen kwam, kreeg je eerst een hall met kapstokken en ruimte om de koffers te deponeeren. In deze hall komen 2 deuren uit, een naar de kamer en een naar de badkamer en w.c. onze kamer was wel bijzonder groot. Behalve de 2 bedden met nachttafeltjes waren er nog een schrijftafel, 2 zitjes en een spiegelkast. Verder hadden we ook een telefoon, wat handig was voor het laten wekken. Aan gewone stoelen, fauteuils en canapé s hadden we 15 zitplaatsen in onze slaapzaal, allemaal keurig gebeeldhouwd met adelaarskoppen. Zeker nog uit de “goede oude tijd”.

Nadat we ons opgefrischt hadden gingen we niet eten zoals we ons voorgesteld hadden, maar begonnen direct aan de eerste stadsrondrit. Het was n.l. nog veel te vroeg voor de lunch. De dagverdeeling in Rusland is n.l. als volgt. ontbijt begint om 10 uur, lunch van 3 tot 6 en het diner om 12 uur ’s nachts. Na middernacht begint dan ook de muziek pas te spelen en kan je eten en dansen tot 3 uur. We moesten dus nog even wachten, maar daar we vrij laat ontbeten hadden, was het best uit te houden.

We reisden 1e kategorie d.w.z. 2e klas trein en in de steden rondritten per autocar. Daar we echter zoo’n klein gezelschap vormden, konden ze lastig een heele bus voor 7 personen laten rijden en hebben we daarom in Moskou steeds en in Leningrad bijna altijd volgens 1e kategorie rondgetoerd d.w.z. in mooie Lincolns. Het viertal Ennema, Prins, Röder en ik steeds bij elkaar in de eene en de rest in de andere auto. Tijdens onze eerste tocht hadden we zelfs voor iedere auto een aparte gids. (Op foto no. 1 zie je ons met onze gids in de auto voor het vliegveld in Moskou. Van l.n.r. Prins, de gids, de chauffeur en Ennema.)

Ons hotel ligt dicht bij het Roode Plein en dus was dat het eerste doel van de rondrit. Het eerste wat je ziet als je het Plein oprijdt is de sprookjesachtige Basilius Kathedraal die het Roode Plein als het ware afsluit. Prachtig staken de fantastische torens af tegen de heldere hemel. Dat was nog echt iets uit het oude Rusland met zijn pracht en prael. Elke toren is anders van vorm en kleur. Dat komt omdat er oorspronkelijk 7 houten kerken gegroepeerd waren om een steenen kerk. Later zijn de houten kerken afgebroken op de altaars na en heeft men er een geheel van gemaakt, zoodat het nu een kerk is met 8 altaars. De verbouwing heeft 6 jaar geduurd. (1554-1560)

Oorspronkelijk was de kathedraal wit, doch in de 17e eeuw op nieuw geschilderd in een combinatie van rood, blauw en geel. Het is een wonderlijk bouwwerk, typisch Russisch, vol met grillige figuren en rijk aan kleuren. Vervolgens reden we de brug over de Moskwa over en toen aan de overkant van de rivier langs het Kremlin. Dit is wel het mooiste gedeelte van Moskou. Schitterend ligt dit gebouwencomplex op een kleine verhevenheid aan het water. Het geheel is omgeven door een muur met tallooze torens.

Naast het groote gebouw, het vroegere paleis van de Czaar, thans regeeringsgebouw van de Sovjet, verheffen 3 kathedralen en een klokkentoren hun gouden koepels. Het zijn de Archangelskoye-, Uspenski- en Blagoveshchenskikathedraal en de klokkentoren van Iwan de Verschrikkelijke. In de Uspenski-kathedraal, waar alles van bladgoud is, werden de Czaren gekroond, in de Archangel-kathedraal begraven, terwijl de 3e kathedraal bekend is door zijn fresco’s uit de 15e en 16e eeuw, welke eenig zijn in Moskou. De koepels zijn allemaal van bladgoud en het is veel goud dat er blinkt in Moskou. Er zijn n.l. ruim 400 kerken.

Vele heeft de tegenwoordige regeering laten afbreken want zeggen ze: “Godsdienst is opium voor het volk” en de prachtigste kathedralen zooals b.v. de Isaac Kathedraal in Leningrad hebben ze ingericht als anti-godsdienstige musea. Die in Leningrad was eigenlijk meer een “anti-clerical” museum; in Moskou hebben we een “anti-religious” museum bezichtigd. Op vrij primitieve wijze wordt het volk dan verteld dat millioenen roebels werden besteed voor het bouwen van dergelijke kerken, terwijl het volk dat het geld op moest brengen van honger omkwam. In deze redeneering zit m.i. een kern van waarheid, maar ik vind het toch weinig smaakvol om propaganda tegen de godsdienst te maken in een godshuis. Dat ze anti de geestelijkheid zijn (anti-clerical) kan ik me wel indenken, want die domme menschen werden eigenlijk zwaar voor de gek gehouden met alle mogelijke heiligenbeeldjes- papiertjes- snoertjes e.d. waarvoor het noodige geld geofferd moest worden dat natuurlijk weer ten goede kwam aan de geestelijkheid. Maar dat ze aan de godsdienst op zich zelf gekomen zijn, vind ik absoluut verkeerd. Als surrogaat is thans het Leninisme gekomen.

Op het platteland nemen ze het echter niet en thans is de regeering weer teruggekomen van het oorspronkelijke verbod van de godsdienst en zijn sommige kerken weer opengesteld. Trouwens op allerlei gebied komt men weer terug naar de oude toestanden. Zoo heeft het leger weer zijn rangen, worden de rechten van het individu weer hersteld, evenals het erfrecht en nu lees ik net in de krant dat volgens de nieuwe Grondwet men weer actief en passief kiesrecht krijgt.

Na het Kremlin bewonderd te hebben werd de rit vervolgd door nieuwe stadswijken naar een oud nonnenklooster even buiten de stad. Over het algemeen zijn de straten nog vrij slecht. Het viel me op dat vele naamborden van de voornaamste straten is ’s avonds verlicht konden worden. Wel handig. Op de trams zie je veel vrouwen als bestuurder. Op onze rondritten heb ik ook een paar maal een begravenisstoet voorbij zien trekken. Eigenlijk kon je niet van een stoet spreken. Meestal is het alleen maar een plat karretje waarop de witte kist is vastgebonden, met een koetsier voorop. Alleen in Leningrad heb ik een stoet voorbij zien trekken voorafgegaan door muziek.

Bij het klooster Nowodjwigi aangekomen zijn we even uitgestapt en hebben er wat rondgewandeld. In dit klooster is indertijd een of andere Czarina opgesloten geweest. Thans is het een museum van de “emancipatie der Vrouw.”

In de tuin waren ze bezig aan het massagraf van de slachtoffers van de Wasim Gorki, het reuzenvliegtuig dat kortgeleden verongelukt is met ongeveer 50 menschen aan boord doordat een militaire vlieger die aan het stunten was er tegen aan is gebotst. Vervolgens reden we via de mooie breede Leningraderchaussee, langs een poort die veel lijkt op de Arc de Triomphe naar het vliegveld. Vanaf het terras van het restaurant hadden we een ruim uitzicht over het enorme terrein waarop vele toestellen atonden. Ze waren bezig te oefenen voor de parade op 1 Mei, zoodat het geronk niet van de lucht was.

Tegenover het vliegveld ligt het Peterpaleis, vroeger de ontspanningsplaats van de Czaaren, nu het opleidingsinstituut voor de luchtmacht. In de nabijheid ligt ook het groote stadion “Dijnamo”, waar we langs gereden zijn op de terugweg. Verder heb ik op deze rit o.a. gezien een Bejaardenhuis en het huis van Leo Tolstoi. Ook zijn we door de nieuwe woonwijken gereden. Nieuw Moskou wordt wel grootsch opgezet. Ze hebben er ook de ruimte voor. Overal zie je dan ook groote pleinen en breede boulevards, alleen de bestrating laat nog veel te wenschen over. Behoorlijke afwatering hebben ze er nog niet. Zal me wat mooi’s wezen in de winter.

Tegen 5 uur waren we weer terug in het hotel. Daar hoorden we dat we 3 foto’s moesten inleveren wanneer we langer dan 24 uur in de stad zouden blijven. Natuurlijk had niemand van ons zooveel pasfoto’s bij zich en waren we verplicht om ons te laten kieken bij de fotograaf van het hotel. Dit was de eerste verrassing. Het bleek een nieuwe maatregel te zijn, zoodat Intourist in Holland ons nog niet had kunnen waarschuwen.

Dit grapje kostte ons toch maar weer R. 2.50 maar daarvoor werden we dan ook 2 maal gefotografeerd, zoowel en profiel als en face. In Leningrad moest een en ander natuurlijk weer herhaald worden, maar toen zijn we zoo slim geweest om voor R.3.50 onze foto’s uit de passen te laten reproduceeren. Met dat al hebben ze nu al 9 kieken van me in Rusland. Toen het fotografeeren gebeurd was, konden we eindelijk gaan eten en hebben we het ons goed laten smaken. We kregen alles in overvloed en het was smakelijk klaargemaakt. Het menu bestond uit een vischvoorgerecht, soep, aardappelen, vleesch en groenten en ijs met koffie na. Je kon à la carte bestellen uit een groote verscheidenheid van spijzen. Gelukkig dat wij alles in Rusland met bonnen konden betalen, want als we dit menu zelf hadden moeten bekostigen had het ons per persoon ongeveer een tientje gekost.

Bij de soep kregen we behalve de gewone broodjes ook nog kleine kadetjes van bladerdeeg, gevuld met rijst. Het smaakte heel goed, maar het was tamelijk machtig. De kellners zijn heelemaal in net wit gekleed en loopen op witte gymschoenen. Over het algemeen is het met het schoeisel slecht gesteld in Moskou. Je ziet er veel “Russische” laarzen of Eskimo-laarzen. In de zomer kunnen ze wat anders gebruiken en dragen dan ook op straat veel van die ordinaire witte gijm-schoentjes. Ik heb ook veel vrouwen gezien die noch het een, noch het ander droegen, maar wiens schoeisel bestond uit lappen om de voeten gewikkeld met een soort sandaal uit riet gevlochten.

Na het eten zijn we direct weer op stap gegaan en zijn toen naar het Roode Plein gewandeld om te trachten het Mausoleum van Lenin te bezichtigen. Dit bleek gedurende de feestdagen gesloten te zijn. Wel hebben we de aflossing van de wacht meegemaakt. Het Mausoleum is opgebouwd uit rood marmer en staat tegenover de muur van het Kremlin. In deze muur worden de groote revolutionairen na hun dood bijgezet. Zo liggen daar o.a. Krassin, Sverdlov, Dzerzhinski en vele anderen.

Vervolgens zijn we naar het dichtsbijzijnde Metro-station gewandeld en hebben toen al de stations een voor een bewonderd. Elk station is een kunststuk op zich zelf. Alles is van marmer, ieder station anders van kleur en vorm. Hier hebben ze werkelijk iets bijzonders van gemaakt. De wagens zelf zien er ook keurig uit en ….rijden zeer snel, ook al iets bijzonders voor Rusland, waar ze nergens en nooit haast schijnen te hebben. Langs breede roltrappen daalden we af (sommige stations liggen zelfs 60 meter onder de grond), pakten de eerste de beste metro die aankwam en reden dan tot het volgende station, liepen daar wat rond totdat de volgende trein kwam en hebben zoodoende de heele route afgewerkt.

Ook van dit vervoermiddel wordt een zeer druk gebruik gemaakt. De meest verschillende typen menschen zie je daar o.a. veel Mongolen, van die echt Russische baardige gezichten met pelsmutsen op, menschen met gewatteerde jassen aan (gestikt zooals mijn deken), enz. Wij staken hier erg af bij onze omgeving met onze nette kleeren aan en dan was het met mij nog erger gesteld, want ik had bovendien nog een hoed op. Dergelijke hoofddeksels zie je hier weinig.

Toen ik die menschen daar zag zitten, heb ik me weleens afgevraagd wat ze nu wel zouden denken, nu ze daar ze snel en comfortabel rondreden in zo’n gedistingeerde luxe omgeving, waar ze eenige jaren geleden zelfs niet van gedroomd zouden hebben. Ook hier had je weer de uitersten bij elkaar, de groote tegenstellingen die je overal treft. Hier had je dan die prachtige marmeren hallen, trappen, gangen en perrons met indirecte verlichting, keurig schoongehouden, waar je deftige dames en heeren zou verwachten, maar in plaats daarvan smerige, onguur uitziende boerentypen rond ziet sjouwen.

Toch, hoe schrikaanjagend ze er soms uitzien, zijn het meestal goedige, domme menschen die je absoluut geen kwaad zullen doen. Wij hebben dan ook nergens eenige last van de bevolking ondervonden, terwijl we ook nooit aangegaapt werden. Ze beschouwen ons zeker ook als “Toewarish”, kameraad en zien in ons blijkbaar geen “kapitalist” of “bourgeois” niettegenstaande onze, voor hun begrippen chique kleeding.

Ik schreef daarnet dat ze nooit haast hebben in Rusland en dat het begrip snelheid voor velen vreemd is. Ter illustratie dient het volgende wat ons vol trots door een van de gidsen verteld werd. Ze had het n.l. over de ‘Roode Pijl’, de luxe trein die van Moskou naar de Krim rijdt en “die wel 60 k.m. haalt”. Onze Transsiberische Express vergeleek ik met een boemel, maar in de buurt van Leningrad heb ik een Russische boemel zien rijden en dat was heelemaal om je gek te lachen.

Als je stijf bent van het lange zitten kan je gerust uitstappen en er naast gaan loopen. En zoo zag ik op onze wandelingen ook vaak een lange rij menschen heel geduldig staan wachten voor een kiosk om hun avondkrantje te koopen. Een uurtje meer of minder scheen er niet op aan te komen. Dat merkten we ook als we aan het eten waren. Vooral ‘s-avonds zaten we geregeld een paar uur aan tafel. Op een keer hebben wij vier jongelui het record geslagen door ruim 4 uur te blijven zitten. Maar dat kwam omdat we nog wat na zijn blijven praten en om naar het dansen te kijken. We hebben ons dien avond best geamuseerd al konden we zelf niet dansen. Natuurlijk hebben we nog het een en ander moeten bestellen, maar drinks als port e.d. zijn er gelukkig niet zóó duur.

Toen we na onze Metrotocht thuis kwamen, was het al aardig laat geworden en dus konden we zoo langzamerhand aan ons avondeten gaan denken. Het was nog voor elven en was de groote eetzaal nog maar matig bezet. Tegen half twaalf wordt het al voller, dan komt de Russische clientele van het hotel met hun “dames” en om twaalf uur gaan eindelijk alle lichten op en begint de band te spelen. Het hotel dateert waarschijnljk nog uit de czarentijd en kon ik me voorstellen dat er indertijd in de groote marmeren zaal feesten werden georganiseerd en dat je dan veel uniformen en mooie dames toiletten zou kunnen bewonderen.

Nu was alleen nog maar de zaal overgebleven, terwijl de gasten veranderd waren in een wonderlijk mengsel van allerlei rangen en standen. Zo zag je naast de man met een shirt aan zonder das, plus echtgenoote die je werkster had kunnen zijn, een keurig gekleed stel zitten; hij in een colbert volgens de laatste mode en zij in avond toilet, keurig opgemaakt en met een gepermanent hoofd. En daar tusschen in tref je alle nuances. Maar zonder uitzondering eten ze allemaal even ongemanierd. Tot zelfs de best gekleede gasten zaten met beide armen op tafel geleund heelemaal om hun bord heen. En dan moest je zien hoe ze mes en vork hanteerden.

Ons avondeten bestond uit aardappelen, vleesch en groenten met ijs of compote en koffie na. Hoe later het werd hoe meer gasten er kwamen. Tegen 12 uur gingen de gekleurde lichtjes van de fontein die midden in de zaal staat aan en begon de band te spelen. Het uit 12 personen bestaande orkest was opgesteld op een podium aan een der zijden van de zaal, terwijl gedanst kon worden om de fontein heen. De muziek die ze ten beste gaven was up to date en de Russen foxtrotten net als ieder ander, maar zooals ze een rumba mishandelden was om je naar te lachen.

De eerste man die ik dat zag plegen leek me volkomen dronken toe, zoo gek zat hij met zijn beenen te spartelen, maar naderhand zag ik nog een paar lui dezelfde komische bewegingen uitvoeren. In de vijver van de fontein zwommen karpers en van tijd tot tijd kwam er een kok (net als een gewone Europeesche kok met een witte muts op) met een schepnet om er eentje te vangen. Dan had zeker een van de gasten visch besteld. Op een gegeven oogenblik dreef een van de Visschen half dood rond. Ook hij werd eruit geschept, de kieuwen werden rijkelijk met zout bestrooid waarna hij weer werd losgelaten.

Ook zag ik enige keeren een dikke kok door de zaal wandelen met in zijn handeen soort sabel waaraan een heele ris gebraden kippetjes geregen was. Ik geloof wel dat de Rus van een lekker hapje houdt, maar wie is er eigenlijk niet op gesteld hé. Zo hebben ook wij het ons goed laten smaken en nadat we ook de zangeres van de band gehoord hadden, zijn we eindelijk dan maar naar bed gegaan. Het liep trouwens al tegen 2 uur zoodat we wel konden zeggen dat we een goed besteede dag hadden gehad.

Röder lag nauwelijks in zijn bed of hij sliep al on ik heb er niet veel langer over gedaan. De volgende morgen werden we per telefoon gewekt. Ik nam de haak van het toestel en hoorde toen een heel verhaal in het Russisch. Blijkbaar waren ze verkeerd verbonden. En dat gebeurt er nog al eens, zoowel in Moskou als in Leningrad werden we geregeld opgebeld in onze kamers, soms een paar keer per dag en elke keer was het mis, bleek het niet voor ons te zijn en de eenige keer dat we een van ons vanuit de hall opbelden, kregen we warempel iemand anders aan de telefoon.

Op het afgesproken uur vonden we elkaar terug in de ontbijtzaal welke uitkeek op het groote Swerdlov-plein voor het hotel. We werden nu bediend door meisjes die er niet eens zoo gek uitzagen. Verscheidene spraken zelfs een of andere taal. Ook de meisjes van hotel Astoria in Leningrad mochten er zijn. Maar met een enkele gast van het hotel was dit toch wel het eenige vrouwelijke schoon wat ik in Rusland gezien heb.

Het ontbijt bestond uit eieren (spiegeleieren, ommelette of gekookt), verschillende soorten brood met jam en koffie of thee. De thee krijg je altijd in een glas opgediend en de koffie meestal ook. Bovendien kreeg je elk een groote taart. Het leek wel op een groote warmbol van luchtig beslag met suiker versierd. Na afloop kwam dan de welbekende compote.

Na het ontbijt zijn we eerst een wandeling gaan maken naar het Roode Plein om de Basilius Kathedraal te bezoeken.Op het Swerdlov-plein hadden ze ook al vele versieringen aangebracht ter eere van de 1 M§ei dag. Vlak voor het hotel stond o.a. een schip. Op het dek speelde een orkest, terwijl als matroos verkleede vrouwen kinderspeelgoed verkochten door de patrijspoorten. Ook de Opera die aan een andere kant van het plein staat was kwistig versierd. Op de gevel stond met groote letters ‘Lang leve de 1e Mei’.

In de buurt van de Opera was alles versierd met kinderfiguren en motieven. Dat komt omdat links van het Bolshoi Theater een Kindertheater is. In Moskou zijn verschillende speciale Kindertheaters waar o.a. sprookjes e.d. worden opgevoerd door kinderen voor kinderen. Aan de andere kant van het plein, tegenover de Opera, waren op een roode achtergrond heele rijen portretten van Stachanoff-menschen opgehangen. Natuurlijk ontbrak een reusachtige plaat van Stachanoff zelf, de uitvinder van de beweging die naar hem genoemd is, niet.

Overal rondneuzende wandelden we naar de kathedraal. Dit merkwaardige gebouw heb ik al eerder beschreven. Jammer dat het geheel verwaarloosd werd. Het mag noodig eens een likje verf hebben en hier en daar beginnen de muren al te scheuren zonder dat er iets aan gedaan wordt. Als je binnen rondloopt moet je goed oppassen dat je niet verdwaalt, want het is er een waar doolhof, allemaal nauwe, donkere gangetjes en trapjes en dan telkens weer een altaar met mooie ikonen.

Als geesten duiken hier en daar uit de duisternis de vrouwtjes op die er toezicht houden. Het waren allemaal heel armoedig uitziende vrouwtjes die er rondliepen en het was meer dan zielig zooals die menschen eruit zagen. Een enkel kapelletje zag er nog behoorlijk uit en kon je je een idee vormen hoe het er indertijd uitgezien zou hebben.

Voor deze Kathedraal liet Iwan de Verschrikkelijke vele revolutionairen terechtstellen en krioelde het indertijd van de kapelletjes die daar opgericht werden door de nabestaanden van de terechtgestelden. Een heele tijd heb ik daar rondgeloopen, maar ik kan toch lastig beschrijven wat ik er zag en wat voor indruk het geheel op mij maakte. Er hing zoo’n vreemde sfeer. Het was nog een brokje van het oeroude Rusland en ik ben blij dat ik dit heb kunnen bezichtigen.

Toen we na de wandeling in het hotel terugkwamen, stonden de auto’s weer klaar om ons naar het Revolutie Museum te brengen. Dit was heel interessant, maar erg vermoeiend. Daar kwam nog bij dat het tempo gedrukt werd, doordat eerst een gids van het museum een uitleg in het Russisch gaf, waarna onze gids het in het Duitsch vertaalde. Toen we dan ook een gezelschap ontmoetten met een begeleidster die alles direct in het Engelsch vertelde, zijn Ennema en ik gedeserteerd en waren we zoodoende een heele tijd voor de rest klaar met de bijna eindelooze wandeling door de vele zalen. Op een bankje voor het gebouw hebben we toen de komst van de anderen afgewacht.

Zoals ik al zei, was het bezoek meer dan de moeite waard, want hier kreeg je een overzicht van alle phasen van den revolutionaire beweging in Rusland en van de Burgeroorlogen en buitenlandsche inmenging. Het museum trekt dan ook groote belangstelling en vele arbeiders, soldaten on schoolkinderen zagen wij er rondloopen. Dit was trouwens in elk museum het geval

De Russen hebben dit propagandamiddel wel uitstekend uitgebuit en van dit Revolutie-museum b.v. hebben ze inderdaad iets goeds gemaakt. Je staat verbaasd hoeveel materiaal ze verzameld hebben en hoe keurig alles in chronologische volgorde opgesteld is. Alvorens weer verder te gaan na dit vermoeiende bezoek, hebben we eerst de inwendige mensch versterkt. Met de auto zijn we dus naar het hotel teruggereden om de lunch te gebruiken.

Tijdens de rit naar en van het Museum hoorden we geregeld motoren boven ons brommen en zagen we heele eskaders 4-motorige bommenwerpers die blijkbaar aan het oefenen waren voor de parade op 1 Mei. Na het eten werden we per auto gebracht naar een Profilacticum d.i. een instelling waar publieke vrouwen een onderdak kunnen krijgen wanneer ze dat wenschen. Zijn ze er eenmaal, dan moeten ze er minstens 1 jaar blijven met een maximumvan 3 jaar. In die tusschentijd hebben ze dan een vak geleerd en zijn daarna in staat om op een behoorlijke manier hun brood te verdienen. Op die manier trachten ze het kwaad dat in Rusland welig tierde zooveel mogelijk uit te roeien.

Met nog vele andere vreemdelingen van diverse nationaliteiten werden we verzameld in de werkkamer van de geneesheer-directeur die ons het een en ander van het doel en streven van zijn instituut vertelde. Daarna werden we door het gebouw geleid. Veel bijzonders was het niet en wat mij betreft hadden we dit bezoek best achterwege kunnen laten.

Dan was de rit door de stad veel interessanter. Het was al aanmerkelijk donker geworden op straat en alle trams waren meer dan vol. De menschen puilden zelfs uit de ramen. Je kon best merken dat er groote feestdagen op komst waren.

Vervolgens hebben we weer een poging gedaan om plaats in een bioscoop te krijgen. De vorige avond was het mislukt, alle voorstellingen waren uitverkocht. Elke voorstelling duurt één uur dus je merkt wel hoeveel belangstelling er voor de bioscoop is. Trouwens alle amusementsgelegenheden waren steeds volledig bezet. De Opera b.v. was al dagen van te voren geheel uitverkocht zoodat wij geen kans hadden om er eens een avond door te brengen. Maar deze avond konden we nog een plaats in een bioscoop krijgen voor de voorstelling van 10 uur.

Er stond steeds een groote queue voor de loketten en aangezien Prins eenige woorden Russisch sprak, was hij de gelukkige die voor ons in de rij mocht staan. Wanneer een voorstelling afgeloopen is, stroomde zaal aan de eene kant leeg en aan de andere kant weer onmiddellijk vol. Binnen een paar minuten zijn alle plaatsen weer bezet en begint de film van voren af aan. Het was maar een heel gewoon zaaltje met ongemakkelijk zittende stoelen, allemaal op dezelfde hoogte, terwijl de atmosfeer er heel slecht was. Het geluid was niet bijzonder goed, de film op zich zelf wat de beelden betreft was behoorlijk.

Zoodra de deuren opengemaakt werden om de menschen voor de nieuwe voorstelling toe te laten, stroomde de menigte naar binnen toe en je moest je genummerde plaats gauw gevonden hebben, want anders zat je weer in het donker. Ze geven alleen maar één hoofdfilm. Die wij gezien hebben heette ‘Vroolijke Jeugd’, een soort komische film van de Russische Laurel en Hardy. Het was wel is waar niet veel bijzonders, maar toch ook weer grappig om voor de statistiek in een Russische bioscoop geweest te zijn. Maar het was allesbehalve goedkoop. Je betaalt al gauw 3, 4 of 5 roebel. De bioscoop heette ‘Wostok-Kino”.

Toen de voorstelling afgeloopen was, zijn we naar het hotel terug gewandeld en zijn toen gaan eten. Dit is de avond geweest dat wij vier jongelui zo lang aan tafel hebben gezeten. Het was weer gezellig vol en we hebben ons goed geamuseerd met naar het dansen te kijken. Het viel me toen o.a. op dat ze in Rusland ook de gewoonte hebben om een dame de hand te kussen bij het begroeten.

Even voordat we aan tafel gingen hadden we een voorproefje van de 1 Mei optocht. Onder luid gezang trok een menigte met fakkels en vaandels door de straten. In het hotel ontbraken natuurlijk de traditionele Japanners niet. Die lui vind je toch overal. Ook zag ik op een dag een heel stel kozakken het hotel binnen gaan, de mannen zowel als de vrouwen gekleed in het welbekende uniform

Deze menschen zijn een heele tijd in ongenade geweest, omdat ze voor de Wit-Russen gevochten hebben, maar nu schijnt alles vergeten en vergeven te zijn en dit jaar waren zij dan voor het eerst vertegenwoordigd op de 1 Mei viering. In ons hotel waren vele nationaliteiten vereenigd en meer dan eens zagen we een auto voorrijden met een vreemde vlag erop.

Een keer zagen we er zelfs eentje met een hakenkruisvlag getooid. En dan moet je weten dat overal propaganda wordt gemaakt tegen Duitschland. Maar hoewel die twee staatkundige stroomingen water en vuur zijn, lieten ze in Moskou de wagen met zijn passagiers rustig zijn gang gaan. Het omgekeerde was in Berlijn beslist niet gebeurd.

De derde dag in Moskou zijn we begonnen met een bezoek te brengen aan een tabaksfabriek. In 2 auto’s reden we er heen, o.a. langs het oude handelscentrum van de stad de z.g.n. Kitai Gorod. In het begin van de 13e eeuw werd deze markt bedreigd door de Tartaren die het land binnentrokken en daarom heeft men er groote wallen omheen gebouwd, de zogenaamde Chineesche Muur. Volgens onze gids heeft de muur haar naam te danken aan een speciale specie waarvan zij is gemaakt, die uit China afkomstig is. Het is een geweldige muur met ongeveer om de meter een pekgat. Bovendien loopt er nog een gracht omheen, zoodat indertijd deze vesting onneembaar was.

Wat me ook in Rusland opviel is, dat je overal telramen in gebruik ziet. Niet alleen in kleine winkeltjes, maar zelfs in ons groote hotel gebruikten ze zoo’n ding.

Na een korte rit bereikten we de fabriek die ter eere van de feestdagen versierd was. Aan de voorgevel hingen portretten van de Stachanoffmenschen van deze fabriek. Aan de hand van een statistiekje kon je bovendien zien hoe de prestaties en evenredig hieraan hun loonen in de loop van 3 jaren vooruit zijn gegaan. Zoo was er een bij die begon met 240 roebel per maand, een jaar later verdiende hij al 400 roebel en thans ontvangt hij 1100 roebel per maand.

Onder een Stachanoffarbeider verstaat men een man of vrouw die door zijn hersens te gebruiken, die dus iets uitvindt om de hem toegewezen taak beter en vlugger uit te voeren, meer kan produceeren per dag dan een ander en daardoor ook meer kan verdienen. Dit lijkt op het eerste gezicht heel mooi, maar toen ik de fabriek gezien had, was veel van het moois verdwenen. De fabriek op zich zelf zag er weliswaar netjes uit en viel er werkelijk niets op aan te merken maar nadat men zoo had opgeschept had ik er wel wat meer van verwacht.

Zooiets kan je in Holland ook zien wanneer je de eerste de beste fabriek binnenstapt. Maar ook hier was het het geval dat wanneer je het heden vergelijkt met het verleden, men inderdaad met reuze schreden vooruit is gegaan, wat dan ook de trots waarmee ze een en ander laten zien kan verklaren. In Rusland beginnen ze echt van voren af aan.

Tijdens de debatten die we met onze gidsen hebben gevoerd heb ik hun ook dikwijls gezegd dat zij een eeuw bij Europa ten achter zijn en nu probeeren in een geforceerd tempo die achterstand in te halen. Dat het dáárom mogelijk is geen werkeloozen te hebben, maar dat ze eens toch het kritieke punt zullen bereiken waar het kapitalisme op het oogenblik mee te kampen heeft. De eerste geslachten zullen er wel geen last van hebben, maar het systeem zal op den duur m.i. dezelfde fouten vertoonen als het kapitalisme.

Vooreerst zullen ze het fatale punt wel niet bereiken, want in de eerste plaats ligt er nog een enorm arbeidsveld braak, want eigenlijk was er in Rusland absoluut geen industrie en bovendien wordt het tempo geremd door de zeer oneconomische wijze waarop ze produceeren.

Daar gewone concurrentie er niet mogelijk is, probeeren de leidingen van de verschillende fabrieken elkaar op een andere manier de loef af te steken. Zoo las ik onlangs in de krant dat de Prawda hiervoor al moest waarschuwen. Bij de tractorenfabrieken van Stalingrad en Charkof is het voorgekomen dat ze voor elkaar geheim houden wat zij bereiken. In de eene fabriek breek men zich dan het hoofd over dingen die de andere al heeft opgelost.

Het begrip “efficiency” schijnen ze er niet te kennen, ieder scharrelt maar zoo’n beetje mee en als er toevallig eentje bij is die wat handiger is dan zijn medearbeiders, wordt hij als Stachanoff-man geëerd. Alles moet a.h.w. opnieuw gevonden worden. Daarom zei ik dat het op het eerste gezicht zoo mooi leek om de arbeidsprestatie op die manier te stimuleeren, maar dat na bezichtiging van de fabriek ik die meening niet mee deelde.

Er waren in die fabriek Stachanoffarbeiders die wel 6 machines tegelijk konden bedienen. Je kon ze er zoo uitpikken want ter eere van 1 Mei waren hun machines met groen en veel rood versierd. Maar ik maak me toch sterk dat elke willekeurige Europeesche arbeider dat ook kan en waarschijnlijk nog wel meer kan presteeren. En dan wil ik niet eens vergelijken met wat ze in Amerika met efficiency bereiken.

Met de echte Sovjet-Russen kan je eigenlijk niet redeneeren. Wanneer je kritiek op hun systeem uitoefent zeggen ze domweg dat de bezwaren die je oppert nooit zullen komen en wanneer je toch doorgaat met argumenteeren beweren ze steeds dat je vertrouwen moet hebben in de toekomst. Dat kan je makkelijk hebben als je je eigen toekomst bedoelt en hoogstens die van het volgende geslacht, maar ik bedoel dan de toekomst van het systeem, Als ze vastgeredeneerd zijn doen ze opeens net of ze je niet begrijpen of springen plotseling over naar een heel ander onderwerp.

Soms kunnen ze van die naïeve verklaringen geven. Zoo b.v. in die sigarettenfabriek. Oorspronkelijk werkte aan iedere machine 1 arbeider. Langzamerhand kwamen er Stachanoff menschen die door hun handigheid meerdere machines konden hanteeren, sommige wel 6 tegelijk en toch beweren ze werden er geen arbeiders ontslagen wat in andere landen wel het geval zou zijn. Ze bleven zelfs in de zelfde fabriek werken en hoe kwam dat? Wel, omdat de fabriek zich steeds meer uitbreidde, er was nog steeds arbeidskracht te weinig, vandaar ook dat de prijzen er nog zoo hoog zijn. Men kon dus nog een heele tijd voort gaan.

Goed, zeg je dan, maar eens zullen er toch wel genoeg sigaretten zijn voor alle Russen als je zoo doorgaat. Neen, zeggen ze dan, er komen steeds meer Russen bij die sigaretten zullen rooken, je moet niet zoo ongeloovig zijn, je moet vertrouwen hebben in de toekomst. Dit zelfde heeft zich een 100-jaar geleden toen de stoommachine werd uitgevonden toch ook voorgedaan en wat is het resultaat, dat de heele wereld thans vastgeloopen is. En wat zal het resultaat van hun systeem zijn? Dat Rusland nog veel eerder zal vastloopen.

Ik heb me wel eens afgevraagd of de intellectueelen dit systeem op den duur wel zouden accepteeren. Elk mensch is en blijft toch egoist en wil ieder ander voorbijstreven. Zoolang je nog te doen hebt met een domme massa die niets gewend is en die je kan bevelen, zal het nog wel gaan, hoewel de boeren toch al leelijk tegenstribbelen. Die zullen ook wel denken of je door de hond of de kat gebeten wordt is hetzelfde, maar wij zijn het altijd die gebeten worden.

Maar wanneer je die massa gaat opvoeden, kweek je m.i. meteen gevaarlijke elementen en nu las ik toevallig dat ze al over 5 à 6 jaar moeilijkheden verwachten met het opkomende intellectueele geslacht. Neen, ook aan dit systeem kleven vele fouten en m.i. zullen ze op den duur toch wel terug moeten naar het principe van het kapitalisme, dat qua systeem toch wel goed is al wordt het wel eens verkeerd toegepast.

Alvorens de rondwandeling door de fabriek te beginnen, werden we verzameld in de kamer van de bedrijfsleider die ons via de gids vertelde van de vooruitgang van het bedrijf. Vroeger was alles handenarbeid, thans gaat alles machinaal. Dit laatste is echter niet waar, want ik heb met de hand b.v. doosjes zien plakken en met sigaretten vullen. Dergelijke karweitjes worden in Europa ook door een machine gedaan, maar zoover zijn ze waarschijnlijk nog niet met hun uitvindingen.

Alsof hij zeer bijzondere dingen verkondigde, vertelde de bedrijfsleider ons de eerste beginselen van de economie. Toen wij met onze critiek kwamen moest hij medelijdend lachen en ook de vrouwen die maar in en uit liepen met een sigaret in de mond schenen het iets heel grappigs te vinden. Toen ik ook nog door die stomme wijven werd uitgelachen ben ik echt nijdig geworden en heb toen hard geschreeuwd, bijgestaan door Ennema die bovendien met een rood hoofd met de vuist op tafel sloeg, luidkeels roepende dat het allemaal onzin was wat de man vertelde.

Ennema heeft zich in Rusland dikwijls niet goed kunnen houden, hij ergerde zich nog al eens en zei dan vaak heel scherpe dingen. Toen ze ons b.v. eens een pracht collectie schilderijen lieten zien, beweerde hij “Ook een kunst, dat is natuurlijk allemaal bij elkaar gestolen” En dergelijke op en aanmerkingen heeft hij dikwijls gelanceerd. In Duitschland zouden we hiervoor allang “eingesperrt” zijn.

In de fabriek zie je overal aan de wanden een z.g.n. muurkrant hangen. Deze krant wordt geschreven door de arbeiders zelf. Diverse mededeelingen worden erop gedaan maar voor het grootste deel wordt het gebruikt als propagandamiddel ter verheerlijking van het regime. Dan schrijft een arbeider b.v. hoe slecht hij het vroeger had en hoe goed nu. Ook zag je er veel anti-Hitler propaganda. Zoo zag ik dikwijls Hitler als zwijn voorgesteld vertrapt worden door een groote Roode soldaat. Ook in de 1 Mei optocht werden veel van dergelijke platen meegedragen.

Aan elke fabriek zijn diverse sociale instellingen verbonden. Zo is er b.v. een Cultuurhuis waar de arbeiders in hun vrije tijd kunnen studeeren of zich verpoozen, een restaurant waar ze in evenredigheid met hun verdiensten heel goedkoop kunnen eten, een kindertehuis waar de werkende moeders hun kinderen kunnen deponeeren zoolang ze in de fabriek zijn, een hospitaal, enz. En dit alles krijgen gratis.

Daar ze bovendien niet voor hun oude dag behoeven te zorgen, ze krijgen immers allemaal een staatspensioen, kunnen het verdiende geld geheel uitgeven. Daarom dat alle amusementsgelegenheden stampvol waren niettegenstaande de hooge prijzen, evenals de winkels.

Het zijn net kleine kinderen. Ze hebben nu iets nieuws en daar profiteeren ze von zooveel ze kunnen alvorens het hun weer afgepakt wordt. Het is een ongekende luxe voor hen, zooiets moois hebben ze nog nooit meegemaakt. Het is a.h.w. “Zu schon um wahr zu seinen”, zo hebben me verteld dat er een zekere angst onder de bevolking heerscht dat dit niet voort kan duren en daarom geven ze maar alles uit wat ze hebben voordat het te laat is.

Toen de rondwandeling door de fabriek beëindigd was, mochten de heeren van ons gezelschap elk één sigaretje proefen. Allesbehalve gul. Ik had minstens één doosje verwacht, temeer daar de arbeiders zoo maar uit de voorraad kunnen weggraaien en onder het werk oprooken. Maar het was tenminste nog een goede soort, uit een doos van f.9.-!!

In Rusland rooken ze alleen maar sigaretten en tabak. Sigaren kennen ze er niet. Veel valt er van een sigaret echter niet te genieten, want 2/3 deel bestaat uit een kartonnen huls. Na het bezoek aan deze fabriek dat een heele morgen in beslag genomen had, zijn we eerst gaan eten (deze keer erg vroeg n.l. al om 2 uur) en vervolgens, daar er voor de middag niets op het programma stond met ons vieren de stad in geweest voor een onderzoekingstocht.

Ons doel was het Anti-godsdienstmuseum te vinden. De gids had allerlei bezwaren gemaakt om ons er heen te brengen, waardoor onze nieuwsgierigheid nog meer was toegenomen. Zoodra de lunch afgeloopen was, zijn Ennema, Prins, Röder en ik er tusschen uit geknepen. Het was heel druk op straat. Door de vele autoritten die we al door de stad gemaakt hadden, kenden we de weg al eenigszins en bovendien hadden we een kaart bij ons. Zoo hebben we overal rondgescharreld, waar we binnen konden komen zijn we naar binnen gestapt.

De stad was geheel versierd voor de groote dag van morgen en boven onze hoofden schetterden loudspeakers. De winkels waren allemaal ontzettend vol. In de etalages langs een der boulevards waren platen met ontwerpen voor nieuwe bouwwerken tentoongesteld. De een al mooier en grootscher dan de andere. Gebrek aan goede smaak hebben ze er zeker niet.

Ook het postkantoor, een groot, modern gebouw hebben we met een bezoek vereerd. Hier hebben we elk een voorraad postzegels ingeslagen. Het viel me mee dat men aan de loketten Duitsch verstond. Ook in een bijkantoortje in de buurt van het hotel waar ik ook een postzegels heb gekocht spraken ze Duitsch. Na een tijd geloopen te hebben moesten we volgens de kaart ongeveer bij het museum zijn, maar vinden konden we het niet. Wel zagen we een paar gouden koepels boven de huizen uitsteken. In die buurt moesten we het dus zoeken. We kwamen toen in een achterbuurt terecht. Van een weg was geen sprake meer. In een hofje waren een paar jongens aan het voetballen en een reed er op een autoped rond. We hebben hun zoo goed en zoo kwaad als het ging de weg gevraagd en inderdaad waren we in de goede richting.

Langs vervallen huizen, over planken die ze voor de modder over het paadje hadden gelegd, bereikten we ten slotte de kathedraal. We hebben hier en daar naar binnen gekeken en bemerkten dat er inderdaad nog groote woningnood heerscht in de steden. Elk vertrek stond vol bedden, in kleine kamertjes hokken vele menschen bijeen. Hoewel de omgeving verre van ideaal was, waren de interieurs toch niet in overeenstemming hiermee. Zoo hingen er overal helder witte gordijnen, al waren de meeste dan ook gerafeld.

Dit in tegenstelling met Leningrad waar we binnenplaatsen van kazernewoningen hebben gezien die er zeer smerig uitzagen. Ook zagen we daar kelderwoningen, propvol met bedden, die er allesbehalve appetijtelijk uitzagen. Natuurlijk waren er ook betere buurten met moderne kazernewoningen, maar ook hiervan kon je niet zeggen dat het er goed uitzag. Het gebouw op zich zelf is wel mooi en groot, maar het geheel maakt een rommelige indruk, het is er niet helder en frisch. Zelfs de nieuwe gebouwen die er nauwelijks 2 jaar staan zien er weer versleten uit.

Zooals ik al zei, Moskou maakt de indruk van een huis dat lang leeg heeft gestaan. Het huis op zich zelf is nog wel mooi, maar alles is vervuild. Nu is Moskou geen Westersche sted te noemen niettegenstaande de moderne architectuur. Bovendien zal de weersgesteldheid ook veel op zijn kerfstok hebben. Door de groote tegenstellingen van strenge winters en heete zomers zullen de gebouwen natuurlijk ook het noodige te lijden hebben.

Toen we door die achterbuurt heen liepen, begrepen we waarom de gids ons er niet wilde brengen. Aan de ingang van de kerk at achter een loket een vrouw. Ennema liep or heen, stok vier vingers in de lucht waarop de vrouw hem vier metalen schijfjes gaf. Of we betalen moesten weten we niet, waarschijnlijk wel, daar ze overal voor Intourist menschen zelfs een veel hooger tarief hebben, maar daar hebben we ons niet aan gestoord en zijn kalm naar binnen geloopen.

The Church of St. Nicholas the Miracle Worker in Kalyaevskaya Street, which had been closed down in 1934.

Ook dit museum was zeer interessant en we hebben een hoop merkwaardige dingen gezien. Het was wel jammer dat we de opschriften niet konden lezen, maar niettegenstaande dat viel er toch nog veel te bewonderen. Voor zoover wij konden nagaan, waren hier alle soorten van godsdiensten verzameld. Zoo zag je er heidensche totempalen van alle mogelijke heidensche stammen, zelfs van de Dajakkers uit Borneo tot aan die van de Eskimo’s en Indianen toe. De Egyptenaren, de Grieken, Romeinen, enz. waren er vertegenwoordigd, het Boedhisme, de Islamitische godsdienst en ten slotte het Christendom.

Natuurlijk hebben ze dat alles bijeen gebracht om het belachelijke van elke soort godsdienst of afgodendienst aan te toonen. Op welke wijze ze dat de bezoekers duidelijk trachten te maken is ons natuurlijk ontgaan. Eigenlijk wel jammer, maar het gemis aan uitleg werd toch ruimschoots vergoed door de vele merkwaardige dingen die we er konden bewonderen. Er waren ook veel zeer kostbare dingen bij, vooral in de afdeeling van de Grieksch-Katholieke godsdienst. Zoo zag ik er o.a. een bijbel, ongeveer 1 M. bij 0.80 M. en 1 d.M. dik met een band van zuiver goud en versierd met diverse soorten edelgesteenten.

Uitnodiging voor de speciale avond ter gelegenheid van de 1 Mei viering (collectie Briel)

Heel voldaan over ons uitstapje zijn we daarna naar huis teruggekeerd. We moesten ons gauw weer netjes maken om naar de Schouwburg te gaan waar we die avond de gast zouden zijn van Intourist. In twee auto’s reden we er heen, begeleid door onze gids die voor deze gelegenheid haar feestjurk had aangetrokken. De voorstelling zou 7 uur beginnen en toen we er om kwart voor zeven aankwamen, was het er al enorm druk. De Schouwburg is een prachtig gebouwen dateert nog uit de tijd van het oude regime. Op de trappen en in de foyers en wandelgangen was het vol menschen. We mochten nog niet de zaal binnengaan vandaar die drukte. Op een gegeven oogenblik gingen de deuren open en begon het orkest te spelen, waarop de menigte haar plaatsen kon opzoeken. We hadden goede plaatsen vrij dicht vooraan, maar niet allemaal bij elkaar.

Op het tooneel stond een lange tafel met een 20-tal stoelen erom heen. Op de achtergrond hing een reusachtig portret van Stalin. Verder was het podium met palmen en veel rood versierd. ook in de zaal hingen vele roode doeken met diverse spreuken erop.

Volgens de uitnoodigingskaart die we kregen werd deze avond ons aangeboden door “The Central May Day Commission and the management and Social organization of Intourist” ter eere van “the Grand 1 May Celebration” in “the Big Hall of the Moscow Conservatory 13 Gertzen Street”. Deze kaart evenals het programma was in 4 talen gesteld n.l. Russisch, Fransch, Engelsch en Duitsch, maar wat ze te vertellen hadden werd allemaal in het Russisch gedaan zoodat de vreemdelingen in de zaal aan het eerste deel van het programma zeer weinig gehad hebben.

Een Rus schijnt veel van praten te houden en aangezien we een podium vol Russen hadden, kwam er voorloopig geen einde aan de redevoeringen. Na de vermoeiende dagen die ik achter de rug had, kon ik mijn oogen op den duur met moeite open houden. Gelukkig dat ik van tijd tot tijd op moest staan wanneer de Internationale gespeeld werd en die hebben ze die avond heel wat keeren afgedraaid.

Om 7 uur verscheen een man op het tooneel die een rij namen aflas. Na elke naam applaudiseerde de zaal die intusschen geheel gevuld was. De eerste keer deed ik dapper mee. ’s Lands wijs, ’s lands eer. Maar toen dat als maar door ging, had ik er gauw genoeg van. Het bleek dat de opgeroepenen plaats mochten nemen aan de lange tafel op het podium. Daarop speelde het orkest de Internationale waarop de heele menigte zich van zijn zetel verhief. Dus heb ik het ook maar gedaan niettegenstaande het toen juist de verjaardag van onze Prinses was.

Vervolgens hield een zekere mijnheer V.A.Kurtz een lange redevoering over “The significance of the International Proletarian May Day Celebration and the achievements of the Socialist Construction in the Sovjet-Union”. Daar het een en ander in het Russisch werd voorgedragen hebben we dus geen van allen de beteekenis van dit feest noch de bereikte resultaten in de Sovjet-Unie begrepen. Toch vond men aanleiding om na het slot van dit verhaal de Internationale weer te doen weerklinken waarop ik mijn beenen kon strekken.

Daarna voelden nog een paar heeren uit het illustere gezelschap daar boven op het tooneel zich geroepen om ook een paar woorden tot de menigte te richten. Heel vriendelijk allemaal, maar wat krijg je er op den duur een slaap van. Gelukkig kreeg een of andere fantast het in zijn hoofd om een toast op Stalin uit te brengen waarop de Internationale me weer uit mijn dommel wekte. Vervolgens las een juffrouw een serie binnengekomen telegrammen op met gelukwenschen. Naarmate de afzender meer of minder bekend was, was het applaus harder en minder hard, maar geklapt werd er. Er was ook een gelukwensch van Stalin bij waarvoor heel hard werd geapplaudiseerd met eenige maten van de Internationale toe. Misschien waren er nog wel een paar sprekers, ik ben de tel kwijt geraakt, maar om 9. uur scheen men er toch ook genoeg van te krijgen en was er pauze.

De heele zaal stroomde leeg en iedereen bestormde de buffetten.Ik heb overal rondgeneusd maar heb niets gebruikt daar het mij veel te duur was. Door de zaal loopende merkte ik op vele stoelen een naamplaatje op. Dat waren de plaatsen van de z.g.n. “Oedarniks”, ook een soort uitblinker in hun vak. Die hebben dan speciaal gereserveerde plaatsen. Na de pauze begon het eerste deel van het Gala Programma. Het tooneel was intusschen ontruimd en stond er nu een vleugel. Ingeleid door een conferancier die heel grappig was te oordeelen naar het succes dat hij oogstbe, traden achtereenvolgens op: I.D.Zhadan, Solist van het Bolshoi Theater, M.P.Maksakova, Honoured Artist of the Republic Busya Goldstein, Prize winner International Violon Contest, held in Warsaw, 1935, V.V.Barsova, Honoured Artist of the Republic, I.T. Semenova en V.D.Golubin, Solisten van het Bolshoi Theater en A.C.Pirogov, Honoured Worker of Art. We kregen van alles wat en wat er geboden werd was heel goed.

Toen de eerste artisten een tenor en zijn begeleider het podium opstapten, keek ik toch even vreemd op toen ik daar twee keurig gerokte personen zag verschijnen. Dat had ik er heelemaal niet verwacht, zoo’n ‘kapitalistische’ dracht te midden van al dat rood. Vervolgens trad een zangeres op, een sopraan, ook keurig in avondtoilet, die na el stuk wanneer ze even achter de coulissen verdween door haar kamermeisje met een cape werd opgewacht. Je zou van haar ook niet beweren dat ze een ‘proletariër’ was. Het bleek een heel bekende en blijkbaar ook zeer geliefde Opera-ster te zijn.

Ook de jeugdige violist had veel succes. De jongen, begeleid door zijn moeder, speelde dan ook prachtig. Ik vond dit het beste gedeelte van dit deel van het programma. Vervolgens weer een zangeres, nu een alt. Ook zij moest de noodige toegiften geven. Daarna werd het tooneel ontruimd voor een danspaar dat verschillende balletdansen uitvoerde en ten slotte kregen we de bas Pirogov. De tijd begon al aardig op te schieten, te meer daar het publiek alle artisten tot het geven van eenige toegiften wist te dwingen.

Ten slotte kwam aan dit gedeelte van het programma ook een eind en was er weer pauze om gelegenheid te geven het tooneel op te bouwen voor de 3e acte van de opera ‘The Tsar’s Bride’ van Rimski-Korsakov, uitgevoerd door de opera-klasse van het Staats Conservatorium te Moskou. Het stuk speelde in de tijd van Iwan de verschrikkelijke, (16e eeuw) De 3e acte toonde ons een huwelijksfeest in een Boyarenhuis, zoodat behalve mooie muziek en zang ook prachtige costumes vielen te bewonderen.

Hierna volgde weer een pauze en vervolgens kregen we zang en dans van een ensemble gevormd uit soldaten van het Roode Leger, bestaande uit ongeveer 100 personen. De begeleiding bestond uit balalaika’s van het kleine model tot aan heele groote toe. Ze hadden heel veel bijval wat ook geen wonder was want het was werkelijk de moeite waard. In een vlot tempo werkten ze hun programma van soldatenliederen en Russische- en Oekrainische volkszang en dans af. Natuurlijk moesten ook zij de noodige toegiften geven.

Tot slot kregen we het optreden van de Zigeuners van het “Romany Gypsy Theatre”, het eenige zigeuner-theater in de wereld, met zigeunerliederen en dansen. Ook dit gedeelte van het zeer gevarieerde programma kon ik ten zeerste waardeeren. Men had ons een idee willen geven wat de Unie presteert op artistiek gebied en ik kan niet anders zeggen dan dat ze een goede indruk hebben achtergelaten. Zoo vervelend als het eerste gedeelte was met al dat gepraat, zoo vlot verliep de rest van het programma en het was dan ook al ruim 1 uur voordat we het wisten.

Niettegenstaande de enorme drukte hadden we toch vrij gauw ons goed uit de vestiaire en zin daarop snel naar het hotel teruggereden daar we nog eten moesten. In de stad was de feestverlichting al ontstoken en toen we de eetzaal binnenkwamen was het ook daar enorm druk. Gelukkig ontdekte ik nog net een vrij tafeltje en dankzij een spurt was ik er net op tijd bij om deze plaats voor de neus van eenige andere kopers weg te pikken.

Deze avond heeft onze gids met ons meegegeten en dankzij haar bemoeiingen konden we om 3 uur weer van tafel opstaan. De koffie hebben we maar laten schieten want die zouden we voorloopis toch niet krijgen en den volgenden morgen wachtte vier van ons, n.l. Hr.van Coeverden, Ennema, Röder en mij een extra zware dag. Wij waren n.l. de gelukkigen die de parade en optocht op het Roode Plein mochten bijwonen. Tot op het laatste moment wist niemand te vertellen of we plaatsen hadden gekregen en zoo ja, hoeveel, totdat men ons die avond aan tafel kwam mededeelen dat ze voor de Hollandsche groep 4 kaarten hadden gekregen. Voor Prins was het een geweldige teleurstelling.

Het ’toegangsbewijs’ om op 1 Mei aanwezig te mogen zijn op het Rode Plein (collectie Briel)

Van onderling loten om de plaatsen was geen sprake daar de kaarten op naam waren gesteld. Intourist kon er ook niets aan doen daar zij de kaarten weer van een andere instantie had toegewezen gekregen. In totaal waren er 300 plaatsen beschikbaar die verdeeld moesten worden onder de ruim 1000 vreemdelingen die 1 Mei in Moskou aanwezig waren en waarvan eenige honderden in Hotel Metropole waren ondergebracht. Voor al die gasten had ons hotel maar 19 kaarten ontvangen waarvoor 4 voor de Hollanders bestemd waren. Dat ik bij die vier behoorde kan dus wel een reuze bof genoemd worden.

Daar we al om 7 uur op stap moesten en dus al on 6 uur gewekt zouden worden, hebben we niet lang meer gewacht met naar bed te gaan om nog zooveel mogelijk te profiteeren van die drie uurtjes. Precies om 6 uur rinkelde de telefoon en om half zeven zaten de 19 gelukkigen aan hun ontbijt. Het groote plein voor het hotel werd door de politie schoongeveegd, niemand mocht meer op straat zijn zonder speciale pas. Tegenover de ingang van het hotel stonden eenige 10-tallen groote tanks opgesteld. In de nacht had het geregend maar nu scheen de zon weer zoo als trouwens altijd het geval is geweest op 1 Mei volgens onze gids. Onze vaste gids had zelf geen kaart gekregen zoodat we die dag onder de hoede van een andere werden gesteld.

Toen we nog aan het eten waren kwam er een man de zaal binnen die een voor een onze namen afriep. Vervolgens kwam er een andere heer ons vragen hoe we heetten en vergeleek onze opgave met het lijstje dat hij bij zich had. Toen was het tijd om te vertrekken. De deur was op slot en werd door politie bewaakt. Een voor een werden we opgeroepen en mochten dan de deur uit en plaats nemen in de gereedstaande bus. Toen het heele gezelschap in de auto zat, kwam er weer een mijnheer om ons te controleeren en zoowaar bleek er eentje, een Belg, er doorheen gesmokkeld te zijn. Hij werd eruit gepikt en moest weer terug naar het hotel.

Langs een groote omweg door nauwe achterstraten, de breede hoofdwegen waren allemaal afgezet, reden we naar het hotel Nova Moskwa waar de vreemdelingen verzameld werden. Op de ruit van de bus was een kaart geplakt die telkens bekeken werd alvorens de politie toestemming gaf om door te rijden. De straten waren geheel verlaten alleen hier en daar zag je groepen soldaten marcheeren. Ten slotte bereikten we ons verzamelpunt en werden we gebracht in de hall van het hotel waar het langzamerhand hoe langer hoe voller werd. Allerlei talen hoorde je er spreken. Er waren o.a. vele Amerikanen en Canadeezen bij die speciaal voor dit 1 Mei feest waren overgekomen.

Het wachten duurde tot 10 uur en een niet gering aantal personen maakte van de gelegenheid gebruik om nog een tukje te doen. Even voor tienen werden we gewaarschuwd om voor het laatst nog je eventueele behoeften te doen daar er op het Roode Plein geen toiletten waren. Voor mij was die waarschuwing overbodig daar ik al voordien de zekere plaats had opgezocht en natuurlijk heb ik daarbij weer wat bijzonders meegemaakt. Zoo liep ik dan in een gang naar de w.c. te zoeken. Wel zag ik vele deuren met een opschrift, maar ik kon niet lezen wat of dat allemaal beteekenen moest. Dus vroeg ik de eerste de beste die langs kwam naar de “obornaja” (had ik direct al in een woordenboek opgezocht) Hij wees me toen een deur aan en kwam ik in een vertrek waar 2 deuren in uitkwamen.

Natuurlijk was een voor Dames en een voor Heren. Op goed geluk rukte ik een deur open on merkte toon dat ik in de damesafdeeling verzeild was geraakt wat kenbaar word gemaakt door een uitroep van schrik van een jongedame daar op haar troon zat. Dus ga ik de andere deur binnen en ook daar zat iemand, nu eentje van het mannelijke geslacht, rustig zijn behoefte te doen

Terwijl ik buiten stond te wachten hoorde ik binnen praten en later bleek dat je zoo maar gezellig naast elkaar plaats kon nemen. Ik heb echter gewacht tot alles eruit was en daarna het hele geval voor mezelf opgeeischt. De deur heb ik maar op slot gedaan. Dit was tenminste een aardig intermezzo om de tijd te korten.

Even voor tienen werden we in groepen verdeeld, elke afdeling met een eigen gids gingen we daarna op weg naar het Roode Plein dat dicht bij het hotel was gelegen. We moesten alleen de brug over de Moskwa over en daarna langs het Kremlin naar het Roode Plein. Zoo heel eenvoudig ging het echter niet, want telkens moesten we onze kaarten die we inmiddels gekregen hadden aan de militaire wachten toonen. Eerst aan het begin van de brug, daarna aan het eind van de brug, vervolgens bij het Kremlin, een eind verder nog eens en ten slotte bij het begin van het Roode Plein voor de laatste maal.

Op de brug staande hadden we een prachtig uitzicht op het Kremlin en omgeving. Van alle kanten zagen we troepen soldaten en matrozen aanmarcheeren, keurig in het gelid en goed uitgerust. Het leger ziet er prima uit, daar hebben ze in de eerste plaats voor gezorgd. Bij het Kremlin zag ik verschillende militaire attachés aankomen o.a. de Engelschen, de Japanners en nog een paar van andere nationaliteit. De verschillende contrôleposten hadden per draagbare radio contact met elkaar. De straten waar de parade langs zou komen waren met een laag zand bestrooid, zeker om het lawaai dat de tanks zouden maken op de keien een beetje te temperen.

Het was ons ten strengste verboden kiektoestellen en kijkers mee te nemen. Even voor tienen kwamen we op onze tribunes aan, die al goed bezet waren. Gelukkig konden we nog een goede plaats vinden. En toen maar wachten op de dingen die zouden gebeuren. We stonden nu op het punt iets te zien wat niet velen me na kunnen vertellen. Het was prachtig weer, de zon stond stralend aan de hemel. Aan de overkant van het plein stonden eenige regimenten infanterie en matrozen opgesteld. Tegen de gebouwen waren groote portretten van Lenin en Stalin opgehangen en stond er op reuzachtige groote roode vlaggen (zoo hoog als de huizen) te lezen in alle talen Arbeiders van de wereld vereenigt U.

Toen de klok van het Kremlin 10 uur sloeg verscheen onder het spelen van de Internationale Stalin met zijn gevolg op het Mausoleum van Lenin. Voor het Mausoleum hadden de vreemde attachés zich opgesteld. Daarna werden onder het gedreun van 60 kanonschoten op het Kremlin afgevuurd, de troepen geinspecteerd door de legercommandant Woroschilow. Op een prachtig paard gezeten reed hij telkens naar het vaandel van een regiment, zei dan wat waarop in koor zooiets als “ja” werd geroepen. Vervolgens hield hij voor iedere groep een korte toespraak die met hoera geroep werd beantwoord. Het duurde ongeveer een kwartier voordat hij alle troepen had afgewerkt.

Daarna weerklonk gejuich dat door het eene regiment van het andere werd overgenomen, hard, zacht en hard. Vervolgens stelde Marschalk Woroschilov zich op voor het Mausoleum en hield toen een lange toespraak waarna hij het leger de eed van trouw afnam. Telkens zei hij een zin waarna het leger de woorden in koor herhaalde. Daarna verzamelden de verschillende muziekcorpsen zich op het midden van het plein en kon de parade beginnen. Eerst trokken de op het plein opgestelde troepen infanterie voorbij en verder de marine en alle andere wapens. Sommige regimenten zooals b.v. de mariniers trokken voorbij met gevelde bajonetten. Dicht opeen, schouder aan schouder, maakten de troepen wel een machtige indruk.

De afdeling van het Roode Kruis marcheerde mee met zijn honden en duiven voor berichtgeving. Ook zag ik eenige vrouwenregimenten waaronder een corps vliegeniersters dat met luid applaus werd begroet. Het militaire gedeelte werd besloten met de padvinders,zoowel jongens als meisjes, allen met stalen helmen op. Na de militairen kwamen de “Burgerwachten” dat zijn gewapende burgers Ook in deze groepen, gekleed in leeren jassen en laarzen en gewapend met geweer en bajonet, zag ik vele vrouwen meemarcheren.

Dit duurde tot 11.05 uur en zagen we in die tijd ongeveer 10.000 man voorbij trekken. Daarna was de artillerie aan de beurt. Eerst 3 batterijen à 6 stukken klein veldgeschut met voorrijders met vanen en met 6 paarden bespannen. Daarna 2 batterijen à 6 stuks en lang geschut met 6 paarden bespannen ook met voorrijders.

Op ieder stuk 3 man. Vervolgens 2 batterijen à 6 stukken houwitsers, 2 batterijen à 4 stukken zwaar geschut met 8 paarden bespannen, 2 batterijen à 4 stukken zwaarder geschut met 8 schimmels bespannen, allemaal met voorrijders. Toen kwam de cavalerie dicht opeen, esquadrongewijs in 2 afdeelingen met verschillende kleuren paarden-bruin, zwart, wit en grauw, keurig gekamd en met roode beenwindsels. Daarna tallooze karren met mitrailleurs met 4 paarden bespannen en 2 man bedieningspersoneel. Vervolgens het Garde Regiment met blauwe pet, 3 esquadrons op witte, zwarte en- bruine paarden. Toen kwamen de wielrijders, vele honderden, gewapend met een geweer en met een broodtasch op de rug.

Daarna burgers te fiets in 3 groepen met witte, groene en roode shirts aan. Vervolgens kwamen de pantserauto’s voorbij denderen. Eerst 12 op twee rijen van zes. Dan 6 vrachtauto’s met beschermingsmanschappen. Daarna weer 2 maal 6 pantser auto’s met 48 vrachtauto’s met manschappen, ongeveer 12 man per auto. Toen 10 vrachtauto’s met gekoppeld zwaar geschut, 6 vrachtauto’s met gemonteerd zwaar afweergeschut, 6 gemotoriseerde lichte kanonnen, 12 wagens met groote geluidvangers voor vliegtuigen, 10 rijen à 6 vrachtauto’s met gemonteerde zeer groote zoeklichten, 30 Ford auto’s met mitrailleurs tegen luchtaanvallen met 2 man bediening.

Daarna scheen er een eind aan te komen. Het groote plein raakte leeg. De laatste auto verdween en er kwam niets meer aan. Maar na een pauze van 2 minuten kwam opeens in volle vaart een groote tank voorbij donderen. Een roode vlag wapperde Voorop en de commandant stond in de toren en salueerde voor Stalin. Zoo kwamen 6 van die tanks over het plein geraced wat een machtig schouwspel was.

Vervolgens kwamen in een langzamer tempo weer rijen pantserauto’s voorbijgereden. Eerst 12 lichte met mitrailleurs, daarna 12 zware met een kanon in de toren. Vervolgens 60 kleine tanks, 48 zwaardere tanks, amphibiemodel, 48 weer zwaardere tanks met klein kanon, 60 zware tanks, 60 nog zwaardere tanks met hoogere bovenbouw. Om kwart voor 12 begonnen ook de vliegtuigen te defileeren. Terwijl boven ons de motoren ronkten, trokken voor ons nog als maar tanks voorbij.

40 zeer zware tanks met 2 mittrailleurs en 1 kanon, 40 zeer bijzonder zware tanks (grootste model) 4 op een rij met links en 1 zwaar kanon vóór en 1 lang kanon rechts 2 lichte kanonnen, 1 zwaar kannon voor en 1 lang kanon achter.

Intusschen vlogen hoog boven ons groote 4-motorige bommenwerpers. Telkens 1 voorop, daarna 3 en daarachter 3 formaties van 3 maal 3, totaal 31 vliegtuigen. Eerst 3 van dergeljke eskaders. Daarna gevechtsvliegtuigen, het nieuwste model dat ze hebben. Het zijn kleine metalen eendekkers die een snelheid hebben van ruim 400 k.m. per uur. Eerst kwam de commandant in een rood toestel voorop, laag over de menigte heen gedaverd.

Het is ontzettend zoo hard als die dingen gaan. Uit de uitlaatpijp kwam een dikke streep roet. Na de commandant volgden weer 3 op een rij en daarna tallooze formaties van 9 toestellen. De menigte was verrukt over dit schouwspel. Terwijl deze jagers voorbij daverden, dreunden hoog boven hun nog steeds de motoren van de bommenwerpers. Daar scheen geen eind aan te komen. Na de jagers verschenen er 3 groepen van el stuks tweedekkera. Dit geheel 3 maal. Prachtig staken de vliegtuigen als kantwerk af tegen de helderblauwe hemel.

Nog was het niet afgeloopen, want daarna kwamen 2-motorige eendekkers met ingetrokken landingsgestel. De tel ben ik kwijtgeraakt, maar in totaal moeten er 1500 vliegmachines voorbij gevlogen zijn. Het was geweldig. Wat een schouwspel, om nooit te vergeten. En dan de entourage. Achter je het eeuwenoude Kremlin, rechts de wonderlijke Basilius Kathedraal, links het Mausoleum met de hooge heeren, vóór je tanks en boven je vliegtuigen zonder tal. Wat ben ik blij dat ik dit heb mee kunnen maken.

Precies om 12 uur was de parade afgeloopen. Het wachten op de volksdemonstraties werd gekort met het kijken naar twee vliegers die laag boven het plein allerlei kunststukjes uithaalden. Het duurde niet lang of daar verscheen aan de linkerkant van het plein achter het Historische Museum een waar woud van vaandels en vlaggen en al spoedig trok de menigte langs ons heen in rijen van ongeveer 50 personen naast elkaar. In een snel tempo kwamen ze voorbij gemarcheerd en splitsten zich aan het eind van het plein in 4 deelen die elk langs een andere weg werden afgevoerd. Onder de tonen van pittige marschmuziek en Sovjet-strijdliederen trok de juichende en zwaaiende massa langs Stalin, die uren lang op het Mausoleum staande de menschenmenigte toewuifde. Van alles werd er meegedragen, zooveel dat ik het niet beschrijven kan. Het was enorm, en wat een organisatie. Zonder eenige stagnatie trok de massa in dat zelfde snelle tempo voorbij van 12 uur tot half acht ’s avonds.

We hebben uitgerekend dat er ongeveer 2 millioen menschen langs zijn gekomen en dit getal werd later door de kranten bevestigd. De duizenden voeten over de met zand bestrooide wegen vormden echter langzamerhand een stofgordijn dat op den duur zoo dicht werd, dat ik de Basilius Kathedraal als door een nevel nog maar kon zien. Er waren deputaties uit alle deelen van de Sovjet-Unie bij, zoodat je diverse types zag. Eindeloos was de stoet, onvermoeid speelde de muziek. Het eene uur na het andere verstreek en steeds kwamen ze maar aangemarcheerd. Op een gegeven oogenblik, als aardige afwisseling, kwamen de schoolkinderen voorbij in sportcostuum en heel dicht tegen elkaar aan. Elk kind hield boven zijn hoofd een groote roode roos, zoodat je het idee kreeg van reusachtige wandelende bloemenperken. Daarna kwamen weer de gewone burgers, afgevaardigden van de verschillende branches van de industrie. Onder deze lieden waren veel parachutespringers, een sport die heel veel wordt beoefend in Rusland. Als teeken van hun waardigheid droegen ze een kleine gekleurde parachute.

Vervolgens kwamen de sportvereenigingen. Vele groepen zagen er werkelijk keurig uit, dikwijls heel origineel opgesteld, zoodat ze met een hartelijk applaus begroet werden. Dit was de moderne Sovjet-jeugd en ik moet zeggen, dit geslacht ziet er al veel beter uit dan het vorige. Voor de jeugd wordt dan ook veel gedaan. Alle takken van sport waren vertegenwoordigd en ik was blij dat ik dit ook nog heb gezien daar dit wel het aardigste gedeelte van de optocht was. De rest is qua schouwspel ook wel zeer interessant om het meegemaakt te hebben, maar als je het eene uur na het andere als maar die menigte voorbij ziet trekken, dan begint het je te duizelen. Na de parade werd het langzamerhand minder vol op de tribunes, zoodat we van tijd tot tijd even konden gaan zitten op de steenen muurtjes wat in het begin verboden was. Tegen een uur of vier ben ik gezeten op zoo’n muurtje bijna in slaap gevallen. Met schrik werd ik weer klaar wakker toen ik op een gegeven moment bijna van mijn zitplaats afrolde. Ook de drie anderen zaten op dat oogenblik vroolijk te knikkebollen. Achter ons stonden een paar officieren en van een van hun hebben we zijn kijker geleend en zoo heb ik Stalin nog eens extra goed kunnen zien. Het eind van de optocht was voorloopig nog niet te zien. Na de sportafdeelingen verschenen weer de burgers. Steeds maar weer doken uit de verte de vaandels, doeken, portretten en ik weet al niet wat, te voorschijn en trok de menigte zingende over het plein. Wat een animo als je al een heele dag ergens in een straat opgesteld heb gestaan alvorens te kunnen gaan loopen.

Er was één lied dat ze steeds zongen. Telkens als een groep voorbij Stalin trok, zetten ze het refrein in, en als de menschen het niet zongen, dan speelde de muziek het wel. Het was een echt facineerend ding, een opzweepende dreun.

Het was intusschen al half zes geworden en nog steeds trok de menigte in hetzelfde tempo in volmaakte ordevoorbij. Maar toen begon het opeens te druppelen en zag ik eenmheel raar schouwspel. Iedereen begon zichzelf en zijn buurman af te kloppen. Wildvreemden stonden elkaar op de rug te slaan met een ijver een betere zaak waardig. Onze kleeren zaten natuurlijk onder het stof en als dat nat zou worden zouden ze er natuurlijk niet beter op worden, vandaar die algemeene kloppartij. Daar het harder begon te druppelen besloten we om het maar voor gezien te houden en zijn toen met de stoet meegeloopen tot aan de rivier.

Intusschen begon het zelfs hard te regenen. Gelukkig hadden we onze jassen meegenomen. We hadden gedacht op die manier naar huis terug te loopen, maar er was geen denken aan om ons door die menigte heen te worstelen. We zijn toen maar gevlucht in hotel Nova Moskwa om daar te trachten een auto te krijgen. Men beloofde ons ervoor te zorgen. We zouden dan een bus krijgen want er waren nog meer menschen van Hotel Metropole daar verzeild geraakt. Het duurde echter veel te lang en daar het intusschen weer droog was geworden, zijn we maar naar huisgaan loopen. We moesten weliswaar een heele omweg maken, maar het was toch een aardige wandeling door die drukte langs een van de mooiste gedeelten van de stad. Alvorens te gaan eten heb ik eerst fijn een bad genomen in onze eigen badkamer.

De rest van ons gezelschap dat thuis moest blijven, had vanaf een balcon van het hotel toch ook nog een gedeelte van de parade en optocht gezien, daar een van de aftakkingen van de groote stoet langs het hotel trok. Na het eten zijn we om 9 uur in een bus een rondrit gaan maken door de feestelijk verlichte stad. Deze keer hadden we een vrouwelijke chauffeur die ons keurig door de enorme drukte heeft rondgetoerd. Ik zag o.a. vele vrachtauto’s waarin de menschen opgepropt stonden, door de straten rijden. De groote gebouwen waren geillumineerd of met floodlight beschenen.

Herinnering aan 1 Mei 1936 in het Metropol Hotel – alle aanwezigen zetten hun handtekening op een kaart (collectie Briel)

Om half elf waren we weer thuis, hebben toen nog wat gegeten en zijn daarna als een haas naar bed gegaan. Zo was deze zeer bijzondere dag ook weer ten einde. Ik zal hem niet gauw vergeten. Den volgenden morgen eerst fijn uitgeslapen en toen na het ontbijt met een bus naar het Tretyakov Museum.n Hier werd ons in chronologische volgorde de heele Russische schilderkunst getoond. Te beginnen met de ikonen en via het kubisme en dergelijke uitwassen tot de moderne Sovjet schilders.

De twee uitersten kon ik niet zoo apprecieeren. Voor kenners waren waarschijnlijk de ikonen zeer de moeite waard, maar voor mij zeggen die schilderingen van godsdienstigen aard heel weinig. Natuurlijk wel knap geteekend, maar “mooi” vind ik ze niet. Wel kon ik als leek de groote “middenmoot” waardeeren. Daar waren prachtige doeken onder waarvan zelfs ik de schoonheid zag.

Een van de grootste Russische meesters was Repin en heb ik van hem vele werken kunnen bewonderen. Als ik de stukken van de Russen vergelijk met die van Europeesche beroemdheden, dan zou ik de eerste prefereeren omdat ik ze natuurlijker vind. Het is niet een “schilderij”. Ook de motieven vind ik meestal mooier. Ik durf natuurlijk geen oordeel te vellen over de techniek e.d. maar qua beeld kon ik als leek hier meer van mijn gading vinden dan b.v. in Leningrad waar ze een Hermitage vol hebben hangen met uitsluitend Europeesche meesterstukken. De beroemdste doeken zag je daar. Voor liefhebbers om te watertanden, maar ik kan een schilderij van een Raphaël of een Titiaan met engelen en worstelende mannen e.d. nog steeds niet mooi vinden.

In het Tretyakov Museum hebben ze nu een 13.000 schilderijen, dus je begrijpt dat we heel wat zalen door moesten wandelen. Onze gids die er veel verstand van had, bracht ons natuurlijk alleen naar de voornaamste stukken en gaf er dan een uitleg van. Zoo hebben we vluchtig alle periodes van de Russische schilderkunst de revue laten passeeren.

Het is opvallend hoeveel belangstelling het volk heeft voor kunst. Zoo was het ook die dag zeer druk. De jeugd wordt het al vroeg bijgebracht en zag ik vele klassen schoolkinderen door de zalen rondsjouwen. Na dit bezoek per bus weer terug naar het hotel om te lunchen. Deze keer vrij vroeg.

’s Middags waren we vrij om onze koffers te pakken daar we tegen de avond naar Leningrad zouden vertrekken. Na het eten zijn we meteen weer de straat opgegaan om te trachten nog het een en ander te koopen als souvenier. Tijdens onze avondrit op 1 Mei hadden we de winkelbuurt ontdekt, de Petrovski Boulevard, en daar zijn we, toen heen gewandeld. Na lang zoeken vonden we eindelijk een winkel met antiquiteiten, maar tot onze spijt, vooral van Ennema, bleek de zaak gesloten te zijn zoodat we onverrichter zake naar huis terug moesten keeren.

De koffers werden toen gepakt, om half acht gingen we avondeten en werden daarna met een bus naar de trein gebracht die om 8.45 zou vertrekken. Met het oog op de groote drukte op straat zijn we eerder van het hotel weggegaan dan oorspronkelijk was afgesproken. Zoodoende kwamen we op tijd op het Oktober-station aan waar de zeer lange trein al klaar stond.

We hadden wagon 7 en Röder en ik kwamen weer samen te slapen in de bedden no. 5 en 6. Toen we goed en wel geïnstalleerd waren, nam de gids afscheid van ons en kort daarop vertrokken we. Ook deze trein reed op zijn dooie gemak en kon ik nog een heele tijd de lichtjes van Moskou zien. De wagons waren beter dan die van de Trans-Siberische express. We hadden hier weer compartimenten met twee slaapplaatsen. Deze keer ben ik weer beneden gaan slapen.

Alvorens naar bed te gaan heb ik echter eerst een glas warme thee met citroen gedronken daar ik erge dorst had. Over-dag was het vrij warm geweest maar nu begon het wat frisscher te worden. Dat het er heel erg koud kan zijn kon je merken aan de dubbele vensters die je overal hebt. Daar de trein het kalmpjes aan deed, heb ik die nacht weer best kunnen slapen. Toen ik ’s morgens wakker werd zag ik weer niets anders dan bosschen.

Om 9.55 kwamen we in Leningrad aan waar we door een nieuwe gids werden opgewacht. In een bus met nog andere passagiers reden we daarna langs een prachtige breede boulevard, de 25 Oktober-Prospekt, naar hotel Astoria. Zoodra we het station uitstapten bemerkte ik dat Leningrad een andere stad was dan Moskou, echt Europeesch met veel mooie gebouwen aan breede boulevards, met groote parken en pleinen, versierd met tallooze monumenten. Voor het station stond een groot ruiterstandbeeld van Alexander III, een van de vele standbeelden van de verschillende Czaren die nog overal de stad versieren.

Leningrad is niet historisch gegroeid, maar is als het ware op de teekenplank van de Fransche architecten die de stad opnieuw hebben opgebouwd, ontstaan. Met zijn ruim 500 bruggen wordt de stad het “Venetië van het Noorden” genoemd. Wat de aanleg betreft is Leningrad een schitterende stad, de vele prachtige gebouwen en mooie kathedralen komen overal goed uit, want men heeft wel de noodige ruimte genomen toen men het opbouwde. Hoewel het geheel er ook eenigszins verwaarloosd uitzag, leek het me hier toch een tikje zindelijker toe dan in Moskou. Ook het volk ging beter gekleed. Dat we weer aan de grens van Rusland waren, bleek aan de verschillende opschriften die dikwijls ook in het Engelsch of Duitsch gesteld waren.

Hotel Astoria bleek een mooi hotel te zijn zoowel uit- als inwendig. Bij aankomst moesten we weer onze passen inleveren plus 3 pasfoto’s. Ik kreeg kamer no. 342 voor mij alleen. Het was een aardige zit-slaapkamer met een afgesloten slaapgedeelte.

Hotel Astoria, en links daarvan Hotel d’Angleterre, in 1930 (foto public domain)

Oorspronkelijk was Astoria bestemd als een hotel voor officieren tijdens de oorlog was het een hospitaal voor officieren en tegenwoordig is het weer hotel van Intourist. Het is prachtig gelegen aan een groot rond plein waar in het midden een ruiterbeeld van Nicolaas I staat. Tegenover het hotel staat de prachtige Isaac Kathedraal die 102 M. hoog is. De groote gouden koepel wordt bekroond door een gouden kruis van 4 M. lengte.

Verder staan om het plein een paleis van een Czarendochter, het Consulaat van Duitschland en nog vele andere groote gebouwen. De straat waar het hotel aan gelegen is wordt aan het eind afgesloten door de lange spitse gouden toren van het Admiraliteitsgebouw dat zelf prachtig aan de breede Newa is gelegen. Ook in Leningrad zie je veel goud schitteren, misschien nog wel meer dan in Moskou. Verder vind je overal paleizen, groote en kleine. Vooral Catharina II die talrijke minnaars gehad moet hebben heeft veel hiertoe bijgedragen.

Toen we ons opgefrischt hadden van de reis, gingen we ontbijten in de mooie ruime eetzaal waar we door de hooge vensters die van de grond tot bijna boven aan het plafond doorliepen een mooi uitzicht hadden op de Isaac Kathedraal. Alle zalen in het hotel waren ruim en luchtig, er was een eigen kap-perssalon zoowel voor dames als heeren en meer van dergelijk comfort. Een bijzonderheid was de garderobe. Langs de muren stonden hooge rekken vol met alle mogelijke modellen overschoenen. Die kan je in de winter waarschijnlijk huren als het slecht weer is.

Tegen 12 uur waren we klaar met ons ontbijt en gingen daarna in een bus een rondrit door de stad maken. Deze keer hadden we een Engelsch sprekende gids, een heel aardig meisje dat ook goed gekleed was. Langs het Admiraliteitsgebouw reden we naar het Uritzki-plein waaraan het Winterpaleis is gelegen. Prachtig ligt dit paleis met zijn 1056 vertrekken aan de oever van de Newa. Midden op het plein staat een 50 M. hooge monoliet, opgericht ter eere van de overwinning op Napoleon.

Vervolgens reden we over de groote bruggen en langs de Newa waar we een eskader torpedojagers en duikbooten voor anker zagen liggen. Zeker nog van de 1 Mei-dag. Ook lag er de Krassin, de bekende ijsbreker. Op een groot plein langs de Newa staat een prachtig ruiterbeeld van Peter de Groote. Aan de overkant van de rivier reden we o.a. langs de “Blauwe Moskee”. Eigenaardig om dit blauw geglazuurde bouwwerk met zijn minaretten daar te zien temidden van gebouwen van heel ander model.

Vervolgens reden we door diverse stadswijken langs het Smolni-instituut. Vroeger was dit een internaat voor adelijke jonge meisjes. Nu is het een regeeringsgebouw. Van hieruit heeft Lenin indertijd het sein gegeven voor de beslissende opstand. Oorspronkelijk was het gebouw toegankelijk voor het publiek en kon men er o.a. de vertrekken zien waarin Lenin gewerkt had, maar sinds Kirow er vermoord werd, wordt men er niet meer toegelaten.

Elk stadsdeel heeft zijn eigen Sovjet d.i. regeeringsgebouw. Boven deze Sovjets staat de Stads-sovjet, daarboven die van de provincie, enz. Maar als je ziet hoe enorm groot alleen maar zoo’n wijk-sovjet is, behoefje je niet te verwonderen dat er geen werkeloozen zijn als ze tenminste zoo’n gebouw met ambtenaren willen vullen.

Op onze verdere tocht kwamen we o.a. langs een soort markt die sprekend op een Indische Pasar-gelab leek. Na deze rondrit zijn we gaan lunchen, weer in een andere eetzaal welke met palmen versierd was. Het was intusschen half vijf geworden. Ook in Leningrad liet het eten niets te wenschen over. Zoowel ’s middags als ’s avonds speelde er een goed orkest. Na het eten zijn we de Isaac-Kathedraal gaan bezichtigen. Het is een prachtig gebouw, vooral het inwendige is schitterend. Men heeft er dan ook 40 jaar aan gebouwd (1818-1858) en het heeft 123 millioen goudroebels gekost. Nu is het een anti-godsdienst museum.

’s Avonds zijn Ennema, Prins, Röder en ik naar de bioscoop geweest. Met een brief van het hotel gewapend zijn we er heen gewandeld en zoo konden we zonder een woord te zeggen onze plaatskaarten krijgen. We hadden alleen nog maar te betalen. Ook hier was het enorm vol, bezet. Toen de film begon dacht ik eerst dat we dezelfde flauwe voorstelling zouden krijgen die we in Moskou al hadden gezien. Ik herkende n.l. de opschriften (lezen kon ik natuurlijk niets) en op precies dezelfde momenten begon ook hier het publiek te lachen. Ook de muziek kwam me bekend voor en toen de beelden verschenen bleek het inderdaad het geval te zijn. We waren alle-maal hevig teleurgesteld, maar gelukkig bleek dit maar een reclame te zijn van de “te verwachten” film.

Daarna begon het eigenlijke stuk eerst getiteld “Het Vaderland roept”. Een merkwaardige film die hierop neerkwam dat Rusland oorlog kreeg met Duitschland en natuurlijk overwon. De vijandelijke vliegtuigenversierd met groote hakenkruizen werden als musschen een voor een naar beneden gepaft. Na al de reclame die er gemaakt werdtegen Hitler en zijn regime had ik een groot enthousiasme bij het publiek verwacht, maar hiervan was niets te merken. Men bleef er ijskoud bij.

Na afloop van de voorstelling zijn we langs een omweg naar huis terug gewandeld. Eerst langs het Winterpaleis naar de rivier en toen langs de Newa verder, een mooie wandeling. Onderweg kwamen we een paar jochies tegen die ons blijkbaar voor Amerikanen hielden. Ik hoorde ze tenminste zooiets zeggen van “Americanos” en even later kwamen ze ons achter op om een sigaret te bedelen. “Comrade, sigarette please” vroegen ze steeds.

Thuisgekomen zijn we eerst gaan eten en toen maar weer naar bed. Het was intusschen al bijna 12 uur geworden. Elken avond werd het zoo laat. We konden met geen mogelijkheid voor middernacht ons nest in. We hebben onze tijd dus wel uitgebuit. Vanuit mijn kamer kon ik nog net de geïllumineerde koepel van de Isaac Kathedraal zien. Den volgenden morgen zijn we na het ontbijt in 2 auto’s naar de Hermitage gereden om de beroemde verzameling kunstschatten te zien.

Voor de ingang stond eenschildwacht op post en hoewel hij dienst had stond hij rustig een sigaret te rooken. Toen Ennema hem echter demonstratief ging opnemen werd hij toch verlegen en verborg de sigaret in zijn mouw. Toch wel een fijn land waar elke “kameraad” kan doen en laten wat hij wilt.

In Leningrad zag ik nog eenige soldaten in hun wintertenue loopen met van die heele lange wijde jassen aan die tot aan de grond reiken zoodat je zelfs hun schoenen nauwelijks ziet.

De verzameling schilderijen van de Hermitage werd zoo groot (alle particuliere verzamelingen van de gevluchte of vermoorde rijkelui zijn door de Staat toegeëigend) dat ze ruimte te kort kwamen. Daar de Hermitage aan het Winterpaleis is aangebouwd, heeft men daarvan eenige ruimte ingeruimd o.a. de groote Troonzaal waar een groote collectie ridderuitrustingen, diverse soorten harnassen en alle mogelijke wapenrustingen, alles blank gepoetst, waren uitgestald. Ergens anders stond een bijzonder soort klok, heelemaal van goud gemaakt. In plaats van het aantal uren te slaan begon een haan te kraaien, een uil te krassen, een pauw zet zijn staart op, enz.

Tusschen de Hermitage en het Winterpaleis staat nog een klein paviljoen van Catharina II, heelemaal naar Fransch model gebouwd, met een daktuin waar ze rustig met haar vriendjes kon gaan thee drinken. Dit paviljoen was meer speciaal voor Potemkin ingericht. Verder hebben we van de enorme verzamelingen nog gezien opgravingen uit het Hunnentijdperk, Mongoolsche schilderkunst op zijde, porcelein van de Targusten (deze verzameling is eenig in zijn soort) enz., enz.

Het voornaamste gedeelte van de kunstschatten wordt natuurlijk gevormd door de enorme collectie schilderijen. Noem maar een schilder op van de Hollandsche-, Vlaamsche-, Italiaansche-, Spaansche-, Fransche- of Engelsche school, uit welk tijdperk dan ook en je vindt een zeer uitgebreide verzameling doeken van zoo’n meester. In Leningrad is o.a. de grootste collectie Rembrandt’s te vinden.

Het bezoek aan de Hermitage heeft natuurlijk de heele morgen in beslag genomen. ’s Middags zijn we na het eten met een bus naar Djetskoj e-Selo (Kinderdorp) gereden. Vroeger heette het Tsarskoj e-Selo (Czarendorp) Er staan daar twee paleizen, één van Alexander en één van Catharina II. In het eerste heeft de laatste Czaar gewoond van 1905 tot 1917.

Na de opstand in 1905 waar zich bloedige toonelen hebben afgespeeld voor het Winterpaleis, voelde de Czaar zich niet meer veilig in de stad en is toen op het land gaan wonen waar hij gebleven is tot ze er hem in 1917 gevangen namen. De inrichting van het paleis heeft men precies zoo gelaten zooals het was toen de Czarenfamilie er nog woonde. Tegenwoordig heeft men in de tuinen sanatoria voor kinderen gemaakt, vandaar de naam Kinderdorp. Het ligt op ongeveer 30 k.m. van Leningrad verwijderd.

De weg erheen is nog heel slecht zoodat we geweldig door elkaar werden gerammeld in onze bus. Onderweg passeerden we nog een aardig dorpje. Natuurlijk waren alle huizen van hout, maar het zag er netjes uit, vele woningen waren met houtsnijwerk versierd. In dat dorpje zag ik ook voor het eerst in Rusland een hond. Behalve dit eene exemplaar heb ik nergens meer eentje gezien.

Verder zag ik er van die echte Russische types zooals je ze van platen kent. B.v. een koetsier met een zware baard met een Russische pet op, een idem blouse en hooge laarzen aan op de bok van een soort “kossong” met een paard ervoor met een hoog juk op zijn nek. Ik was blij toen ik eindelijk in de verte de gouden koepels van de paleizen ontdekte, want het gerammel werd me toch wel wat al te bar. Door een Egyptische poort reden we de ex-zomerresidentie van de Czaren binnen. Onder de boomen zag je overal de kinderen spelen. Alvorens het paleis binnen te gaan moesten we eerst slofjes onder onze schoenen binden.

De inrichting hebben ze precies zoo gelaten als het was toen Nicolaas I en zijn familie er nog woonde. Behalve de officieele gedeeltenals de ontvangzaal e.d. zag het er heelemaal niet vorstelijk uit. Ze schijnen echt geleefd te hebben als rijke maar eenvoudige menschen. Lezen was een van de liefhebberijen van de Czaar en had hij dan ook een goed gevulde bibliotheek waar je naast kasten vol prachtig ingebonden werken, planken planken met Fransche romannetjes en eenvoudige Tauchnitz edities zag. Het laatste genre had blijkbaar de meeste aftrek.

De privé vertrekken toonden voor moderne begrippen een gebrek aan goede smaak. Allekamers waren boordevol met allerlei kleinigheden. De muren hingen vol met portretten, geen plaatsje was er haast onbezet. Dit was vooral het geval met de vertrekken van de Czarina. Het schijnt mij toe dat ze aan een soort godsdienstwaanzin leed. Overal zag je heiligenbeelden en in elk vertrek had ze een speciaal altaartje, aan elke muur hingen eenige schilderijen van Maria met het Kindje Jezus, de laatste echter meestal met de gelaatstrekken van Czarewitz. Verder hingen er ettelijke foto’s van Raspoetin.

Als normaal mensch zou je op den duur gek worden als je in zoo’n omgeving moest leven en ik geloof dat de Czarina al aardig op weg was het te worden. Aan sommige kleinigheden kan je merken dat ook vorsten toch maar gewone menschen zijn. Zoo hing er o.a in de kamer van de Czarina een foto van haar man met zijn handteekening erop. “Nickie” stond er te lezen.

De badkamer van de Czaar zag er goed uit, zeer ruim met een zwembasin en alle mogelijke gymnastiektoestellen erin. Zijn garderobe was zeer uitgebreid, honderden uniformen van al zijn regimenten hingen er. Daar hij een groot liefhebber van watersport geweest schijnt te zijn, had hij zijn studeerkamer laten inrichten als scheeps-salon. In de vertrekken van de Czarina kwam een geheim balcon uit vanwaar ze alles kon hooren wat de Czaar besprak met zijn ministers in de ontvangsalon. Wat een sfeer toch om in te leven, steeds maar achterdocht, steeds maar gekonkel en steeds dat lugubere gezicht van een Raspoetin om je heen. Wat moeten die arme menschen toch een ellendig leven gehad hebben. Voor de statistiek moest ik toch ook eens in een paleis W.C. gaan kijken.

Ik vroeg de gids de weg, maar in plaats van bij de toiletten te komen kwam ik in een sous-terrain terecht waar allerlei bakkers en soldaten rondliepen. Ten einde raad heb ik een soldaat aangeklampt en sprak voor hem het bekende woord “oebornaja” uit. Eerst kon hij het ook niet vinden maar tenslotte kwamen we toch op de gewenschte plaats aan, zoodat ik de sensatie heb beleefd door een Rood Gardist naar de W.C. van een Czarenpaleis te zijn geleid.

Na dit intermezzo zijn we naar het Catharinapaleis gereden dat echter gesloten was. Het personeel had n.l. zijn vrije dag. Qua paleis moet het mooier zijn, alles is hier pracht en praal, maar het Alexanderpaleis leek me toch uit historisch oogpunt interessanter. Veel zal ik wel niet gemist hebben aan het Catharinaslot. Dat zal wel net zoo pompeus geweest zijn als de andere paleizen die ik in de loop der tijden gezien heb. Door een groot gesmeed ijzeren hek hebben we nog even dit slot kunnen bekijken en daarna werd de terugtocht aanvaard.

Onderweg kreeg ik nog een kijkje hoe het land er bebouwd wordt. Het zijn collectieve bedrijven die met het modernste materiaal werken, alles ging er machinaal, in plaats van paarden als trekkracht gebruikt men er tractoren. Uitwendig lijkt het dus heel mooi, maaar een dezer dagen las ik dat de landbouwers gaan staken omdat ze al in geen maanden loon hadden ontvangen omdat er geen geld was. De ambtenaren krijgen echter wel hun salaris uitbetaald en bovendien nog extra toelagen.

Je ziet dus dat het oude liedje zich weer herhaalt en ik zou zoo graag die eigenwijze Russen eens flink willen uitlachen. Al mijn bezwaren die zij belachelijk en onbestaanbaar vonden worden toch maar stuk voor stuk bewaarheid en zelfs nog vlugger dan ik verwacht had. Op de terugweg heb ik een heel debat met onze gids gevoerd, maar alleen met dit resultaat dat we beide schor waren van het harde schreeuwen (kwam voor het grootste deel door het gerammel van de bus). Verder zijn we geen stuk opgeschoten. Je kan gewoonweg niet met die lui redeneeren. Of ze gelooven zoo vast in hun systeem of ze zijn eigenlijk nog net zoo stom als ze geweest zijn en doen maar quasi geleerd.

Volgens onze gids verdient een gewone arbeider in Leningrad gemiddeld een 250-300 roebel per maand. De huishuur gaat per M3. Als minimum wordt 10 M3 ruimte per persoon geeischt.

Op onze rondritten door de stad hadden we verschillende kerken gezien die weer voor publiek waren opengesteld. We waren nieuwsgierig te weten hoe het er toe zou gaan en toen we van de tocht naar Detskoje-Selo waren teruggekeerd zijn we met ons vieren op zoek gegaan naar zoo’n kerk. We hebben er een gevonden en zijn toen gewoon naar binnen gestapt.

Niemand die eenige notitie van ons nam. De dienst was net begonnen. Op een preekstoel stond een voorzanger. Eerst zong hij een paar strophen en dan viel het publiek meerstemmig in. Het klonk heel goed net of het een geoefend koor was, terwijl het toch maar een toevallig bijeengekomen groepje menschen was. DeRus moge vele slechte eigenschappen hebben, maar één goede heef hij zeker. Hij is zeer muzikaal aangelegd. De kerkbezoekers waren voornamelijk armoedig gekleede oude menschen, hoewel er toch ook eenige jeugdige personen bij waren. Iedereen die binnen kwam kuste het Mariabeeld en het Kindeke Jezus. Smakelijk!

Boven een altaar lag achter een glasruit een schilderij van de Heilige Maria. Ook dat beeld werd steeds gekust, maar hier had men en een doek opgehangen waarmee men het glas kon schoonvegen.

Intusschen kwam een priester in een mooi gewaad van achter het altaar te voorschijn om allerlei handelingen te verrichten waarvan de beteekenis mij ontgaan is. Een Katholiek zou het beter begrepen hebben. Na verloop van tijd kwamen nog meer priesters en een bisschop, die in een vertrek achter het altaar hun aandeel van de dienst verzorgden. De eerste geestelijke had ons direct opgemerkt en heeft ons die heele tijd in de gaten gehouden.

Toen de dienst afgeloopen was en hij met het zakje langs kwam, hebben we ook een paar kopeken geofferd. Zeer tevreden dat we teruggewandeld. Op onze wandeling kwamen we door een gedeelte dat ook al weer meegemaakt hadden zijn we daarna naar het hotel van de stad dat sprekend op Amsterdam met zijn grachten leek. Heel wat bruggen zijn we toen overgegaan. Alleen mag Amsterdam van geluk spreken dat zijn bestrating niet zoo slecht is als dit van Leningrad. Die bestond n.1. uit heel groote keien. Misschien hebben ze dat wel doelbewust gegaan met het oog op de wintertijd wanneer er sneeuw in overvloed ligt, want dan zou je aan een mooie asphaltweg toch ook niet veel plezier beleven.

Thuisgekomen zijn we eerst gaan eten en toen naar bed gegaan, voor het laatst op Russisch grondgebied. Den volgenden dag zouden we weer verder reizen maar waarheen wisten we nog niet. Volgens het programma zouden we met een boot van de Sovtorgflot de “Sibier” van Leningrad door de Finsche Golf en de Oostzee naar Kiel varen en van daaruit per spoor weer terug naar Holland.

In Moskou kwam men ons echter vertellen dat de “Sibier” eerst 4 dagen later zou vertrekken zoodat we per trein langs dezelfde route terug moesten. Intourist zou dan wel voor de noodige biljetten zorgen. Dit voorstel werd echter met algemeene stemmen afgekeurd. Ten eerste zouden we een paar dagen eerder thuis komen dan oorspronkelijk de bedoeling was, en ten tweede was de route door Polen niet zoo overweldigend om hem voor een tweede keer af teleggen. Daarna stelde Intourist voor om toch met de boot te gaan en dan 4 dagen langer in Rusland te blijven op hun kosten. Dat was wel is waar een royaal gebaar maar ook met dat voorstel konden we ons niet vereenigen daar we dan weer te laat thuis zouden komen. Het grootste gedeelte van ons gezelschap moest n.l. Maandag weer op kantoor zijn.

Ten slotte werd besloten om ons via Finland en Zweden naar huis terug te laten gaan. Deze oplossing werd natuurlijk met gejuich begroet. Intourist te Leningrad zou dan wel voor de tickets zorgen. In Leningrad aangekomen bleek men echter ten zeerste verwonderd te zijn te vernemen dat we via Finland verder zouden reizen. We zouden toch met de boot gaan? Van ons moesten ze toen horen dat de “Sibier” 4 dagen later zou vertrekken. Afgesproken werd toen dat we per trein zouden gaan, een dag later hoorden we dat we toch met een boot zouden reizen daar ze een speciaal schip zouden laten vertrekken. Men zou moeite doen om meerdere touristen voor dat traject bij elkaar te krijgen. Gelukkig waren die niet te vinden en één uur voordat de trein naar Helsingfors zou vertrekken wisten we pas zeker dat we daarmee zouden gaan. Voordat we in Moskou tot een beslissing waren gekomen had zich daar het zelfde spelletje van “ja” en “neen” afgespeeld. Een prettig land wel om plannen te maken; en dat wil een systeem doorvoeren waar alles van boven af “geplannt” wordt.

Toen ik den volgenden morgen wakker werd heb ik eerst mezelf gefeliciteerd met mijn verjaardag en ben toen gaan ontbijten. Om 10.30 zijn we daarna in twee auto’s naar een “Kindergarten” gereden, die in een heel ander gedeelte van de stad was gelegen. We waren nu in de arbeiderswijken die gebouwd zijn in de nabijheid van de fabrieken. Aangezien zoowel de man als de vrouw in de fabrieken werken moesten er dus instellingen zijn waar de kinderen gehuisvest konden worden gedurende de tijd dat de ouders op hun werk zijn.

In de verschillende stadswijken heeft men daarom opgericht “Kinder-crèches” voor kinderen van 2 maanden tot 3 jaar en “Kindergarten” voor kinderen van 3 tot 8 jaar. Daar in Rusland nog gebrek aan arbeidskrachten is, spreekt het vanzelf dat de vrouwen voor het grootste gedeelte meewerken in de fabrieken. Bovendien schijnen ze de taak als huisvrouw iets minderwaardigs te vinden. Als je geen “arbeider” ben tel je niet mee. Om nu toch een gezond nageslacht te krijgen komt een vrouw zoodra ze zwanger is onder dokters toezicht. Elke week worden ze dan onderzocht, eventueele versterkende middelen worden gratis verstrekt. Twee maanden vóór de geboorte krijgt de vrouw verlof dat duurt tot het kind 2 maanden oud is. Daarna gaat ze weer aan haar werk en het kind wordt gedeponeerd in een Kindercrèche. Ook de verzorging van de kinderen in die Kindercrèches en Kindergarten geschiedt geheel kosteloos. Zijn de kinderen 8 jaar geworden, dan moeten ze naar school tot hun 18e jaar. Daarna zijn ze meerder-a en ontvangen een pas.

We werden ontvangen door de directrice van het kindertehuis die ons in het kort het een en ander over deze inrichting vertelde. Daarna kwam een vrouw de kamer samen met een stapel witte “doktersjassen” en werd ons verzocht zoo’n jas aan te trekken. Het was juist een feestdag voor kinderen zoodat wij met de neus in de boter vielen. Daar de era de le Mei vrij waren, waren de kinderen die dag thuis en konden zelf dus geen 1 Mei vieren in hun tehuis. Ze hebben dit feest toen een paar dagen uitgesteld en zouden het de 5e vieren werden eerst gebracht naar een groote gymnastiekzaal die nog heel leeg was. Achter in de zaal had men eenige stoelen voor klaar gezet en een paar banken voor de moeders van de kinderen. Verder stond er nog een vleugel. Op een gegeven oogenblik werden alle deuren geopend en kwamen de kleuters die al in de verschillende vertrekken stonden opgesteld, binnengemarcheerd, elke groep anders verkleed. Het was een grappig gezicht die kleintjes te zien defileeren, sommige stapten parmantig voort. De Juffrouw die het feest leidde had er echt slag van de kinderen bezig te houden. Als ze een rondje geloopen hadden zochten ze zich een plaatsje uit langs de muur zoodat het middengedeelte open bleef. Daarna moest groep voor groep zijn kunsten toonen.

Toor elke afdeeling had de juffrouw een verrassing. Uit de aardige verpakking kwam b.v. voor ieder kind een vlaggetje of een gekleurde doek tevoorschijn wat telkens met gejuich begroet werd. Getooid met dit moois voerden ze dan hun “demonstraties” uit.

Ik stond verbaasd zooals die kinderen precies wisten wat ze moesten doen, er werd niet één fout gemaakt. Vervolgens werd gezamenlijk eenige liedjes gezongen en toen kwamen de solistjes aan de beurt. Buitengewoon aardig was dat. Zoo was er o.a. een klein meisje dat in de volksdracht een Oekrainische dans uitvoerde en een kleine Kozak die heel verdienstelijk de bekende dans demonstreerde. De solisten werden begeleid door een man met een harmonica. De vreugde steeg ten top toen ze allemaal mee mochten doen. Ik heb me, vooral geamuseerd met een klein joch dat al steeds zat te popelen en toen de juffrouw eindelijk toestond dat iedereen zijn kunsten mocht vertonen, spong hij blij op en begon toen ook te dansen zóó buitengewoon aardig dat ik me slap heb gelachen.

Toen de voorstelling was afgeloopen werden we door de verschillende vertrekken rondgeleid. Alles zag er netjes uit. Er waren verschillende eetkamers voor kinderen van diverse leeftijden, speelkamers, waschlokalen, en slaapkamers. In de waschlokalen heeft ieder kind zijn eigen kastje waarin een glas en tandenborstel zijn opgeborgen. Zoolang ze nog niet kunnen lezen hebben ze op hun kastje een plaatje voorstellende een bepaald voorwerp als een auto, locomotief, enz. of een of ander dier. Zoodra ze lezen kunnen wordt hun naam erop geplakt. De kinderen waren intusschen weer naar hun verschillende afdeelingen teruggekeerd en als wij zoo’n vetrek binnen kwamen lachten ze ons vriendelijk toe en sommige riepen ons zelfs wat toe en wuifden met hun handjes. Ze waren absoluut niet verlegen. Als we de zaal weer verlieten zeiden ze ons allemaal goedendag, zwaaiden ons toe en de meisjes wierpen ons kushandjes toe. Grappig was al dat kleine grut.

Het bezoek aan de Kindergarten had meer tijd in beslag genomen dan ervoor was uitgetrokken, zoodat we ons moesten haasten om de rest van het programma voor die dag nog af te werken. Ons tempo scheen de gids blijkbaar niet te bevallen, zoo’n snelheid was ze zeker niet gewend. Nu probeerde ze om de zaak te rekken en het bezoek aan de Peter en Paulvesting te laten vervallen, maar ze had buiten de waard gerekend. Onze leider was veel te soepel en als we hem zijn gang hadden laten gaan, had de gids waarachtig nog haar zin gekregen. Toen hebben Ennema en ik ons er maar mee bemoeid en nadat we nog wat in het bezoekenboek hadden geschreven hebben we het gezelschap zoo gauw mogelijk weer naar buiten geloodst.

Als 2e punt van het programma stond een bezoek aan een “Zags” d.i. een bureau van de Burgerlijke Stand dat echter gelegen was aan een heel ander gedeelte van de stad, zoodat we een heel eind moesten rijden. We hadden twee prachtige Lincolns tot onze beschikking, er was weinig verkeer op de weg zoodat we konden verwachten er een flink gangetje achter te kunnen zetten, maar zooals ik al zei, in Rusland hebben ze nooit haast dus reden we ook niet harder dan een 25 k.m. per uur. En dan moet je haast hebben! We reden weer over de Newa bruggen en kwamen ten slotte toch bij onze “Zags” aan.

We werden in een wachtkamer gelaten die vol zat met personen. Na eenigen tijd bracht de gids ons in een vertrek waar juist een huwelijk voltrokken zou worden. Achter een bureau zat een vrouwelijke ambtenaar en tegenover haar zaten een man en een vrouw. De man scheen het niet noodig te vinden om voor zijn trouwplechtigheid zijn pet af te nemen. De beambte stelde het paar eenige vragen die de gids voor ons vertaalde. Zoo vroeg ze o.a. welke naam of ze wilden dragen. Ze konden of de naam van de man of die van de vrouw kiezen of elk zijn eigen naam houden. Zijn de weinige formaliteiten vervuld, dan komt er in hun pas een stempel dat ze getrouwd zijn en klaar is Kees. De kosten voor dit gebeuren zijn 3 roebel. In het geval dat wij meemaakten betaalde de vrouw. Vóór ze vertrokken moesten ze eerst nog hun pas aan ons laten zien. In Rusland bestaat ook de mogelijkheid om getrouwd te zijn zonder dat men als zoodanig geregistreerd is.

Wanneer een man en een vrouw samen leven wordt verondersteld dat ze gehuwd zijn. Het eenige voordeel van een geregistreerd huwelijk is, dat bij overlijden een eventueele nalatenschap makkelijker afgewikkeld kan worden. Wanneer er kinderen geboren worden, worden hun namen en andere bijzonderheden ook in hunpas ingeschreven. De formaliteit voor het scheiden is ook zoo eenvoudig als die voor een huwelijk, alleen zijn de kosten hiervoor hooger n.l. 10 roebel. De man is echter altijd verplicht zijn vrouw een ondersteuning te geven. Mocht hij zich er niet aan houden, dan kan hij voor een speciale rechtbank gedaagd worden. Tegenwoordig heeft men de voorwaarden om tot een scheiding over te kunnen gaan weer aanmerkelijk verzwaard. Men wilde ons ook nog een ontbinding van een huwelijk laten zien, maar daar hebben we maar van af gezien daar dit toch hetzelfde zou zijn als een huwelijk.

Vervolgens zijn we naar de Peter en Paul vesting gereden die gelegen is op een eilandje in de Newa. Door verschillende poorten bereikten we een groot open terrein waarOp vroeger de gevangenen werden terechtgesteld. Op dit plein staat een Kathedraal waarin zich de graven bevinden van vele Russische Czaren en hun echtgenoten. Als je de geschiedenis hoort van al die menschen die daar begraven zijn, dan blijkt dat er maar een heel enkele bij is die een natuurlijke dood is gestorven.

De Kathedraal is in Hollandsche stijl opgetrokken, in de hoge toren hangt een Hollandsch klokkenspel dat Peter de Groot heeft meegenomen. Vervolgens hebben we in de vesting de cellen der vroegere politieke gevangenen bezichtigd en zijn toen weer naar het hotel teruggekeerd om de koffers te pakken. Maar eerst hebben we ons galgenmaal in Rusland gebruikt, in dit geval een uitgebreid menu. We hadden n.l. voor de laatste maaltijd 1te klas coupons meegekregen van Intourist te Amsterdam. Of was het ter eere van mijn verjaardag? Na het eten zijn we onze bullen in orde gaan maken en hebben daarna in afwachting van het ar van vertrek wat in de groote hall gezeten. Een uur voor het vertrek hoorden we eerst definitief dat we via Finland zouden, dus ook al weer een verjaarsverrassing voor mij.

Eindelijk is dan het oogenblik aangebroken dat we Rusland weer zouden gaan verlaten. De auto’s stonden al voor, de bagage was ingeladen en wij kregen onze passen terug. Toen kwam Prins op eens tot de ontdekking dat zijn jas en hoed nergens te vinden waren.mGroote consternatie, we hadden nog maar weinig tijd en natuurlijk wist in zoo’n geval niemand van het hotelpersoneel iets af van de jas en hoed die Prins n.b. aan de man van de vestiaire had afgegeven.

Toen is Ennema zich er weer mee gaan bemoeien. Hij ging in een andere vestiaire van het hotel kijken en vond daar zoowaar Prins zijn bullen. Hij stapte naar binnen, nam de dingen van de haak en rende ermee weg en achter hem aan kwam al roepende de vestiaire-man hollen. De rest zat al in de auto’s en we reden direct weg niettegenstaande nu een paar menschen van het hotelpersoneel naar buiten kwamen hollen om ons terug te roepen.

We reden naar het Finland station waar aan de houten perrons de trein naar Helsingfors (Zweeds voor Helsinki) klaar stond. Het waren Finsche slaapwagens die er keurig uitzagen. Daar we niet van te voren plaatsen hadden besproken, werd ons gezelschap eenigszins verspreid. Zoo moest ik b.v. mijn coupe deelen met een jongedame. Het bleek een Duitsche Jodin te zijn die tegenwoordig in Rusland werkt en nu haar moeder in Kopenhagen ging opzoeken.

Daar wij geen Russisch geld over de grens mochten meenemen, hebben we al het kleingeld dat we hadden bij elkaar gedaan en heb ik er sigaretten van gekocht. Om 18.30 vertrok de trein uit Leningrad. Heel langzaam reden we door een aardige heuvelachtige streek. Tusschen de pijnboomen door schemerde het blauwe water van de Newa. Aardige houten huisjes stonden hier en daar in de bosschen. Wat natuurschoon betreft was dit het mooiste gedeelte van Rusland.

Na een uurtje rijden bereikten we het Russische grensstation Belooztrow met een keurig stationsgebouw. Hier kwam de douane in de trein om de bagage na te kijken wat in een oogenblik was gebeurd, alleen de cliché’s van onze opnemen werden stuk stuk bekeken.

Daarna reden we over een brug die de grens vormt tusschen Rusland en Finland naar het Finsche grensstation Rajajoki, ook al met een keurig stationsgebouw en een net onderhouden park ervoor. De grens was geheel met prikkeldraad afgezet. We reden weer door een poort, versierd met een groote Sovjet-ster. Op de poort stond weer het bekende welkomsopschrift.

Op de brug stonden een paar Sovjet-soldaten die ons vriendelijk toe wuifden toen wij uit de ramen hangende hun in het voorbijrijden goeden dag wenschten. Toen de Finsche douane, die ook heel geschikt was, onze bagage onderzocht had, gingen we in het station geld wisselen. De Finsche mark staat heel laag n.l. ruim 3 cent. Toen we daar bezig waren, kwam een man lange ons gewandeld en toen hij merkte dat wij vreemdelingen waren, kwam hij ons leder eenige prospectie over Finland brengen. Ook in de treinen hingen verschillende boeken met allerlei bijzonderheden over het land.

In Finland moesten we de klok weer een uur achteruit zetten. Nu we op Finsch grondgebied waren, gold niet meer de regel dat mannen en vrouwen samen een coupe konden hebben en kwam de conducteur me vertellen dat ik moest verhuizen. Er volgde daarop een heele reorganisatie en ten slotte ben ik van no.2 gegaan naar no. 11 waar ik de coupe moest deelen met Röder die no. 12 had. Ik sliep weer beneden.

Maar voorloopig kwam van slapen niets. Eerst hebben we het lunchpakket dat we van het hotel hadden meegekregen aangesproken. Het bevatte broodjes, royaal belegd met ham en vleesch, hard gekookte eieren en taarten. We stopten vrij dikwijls. Het was opmerkelijk hoe het landschap en ook de bevolking zich opeens ten goede had veranderd. Alles zag er keurig verzorgd uit, de stations, de huisjes tusschen de boomen, allemaal met nette tuintjes en de wegen die hier weer goed geplaveid waren. De bevolking is veel beter gekleed dan die in Rusland en ze zijn ook veel beter van lichaamsbouw, veel forscher dan de kleine Russchen met hun dikke beenen.

We zaten met ons in onze coupe, gezeten op de bank en op koffers, heel gezellig te babbelen. Prins tracteerde op chocolade die hij uit Holland had meegekregen. Het was een prachtige maannacht. Daar ar de zon was ondergegaan bleef de horizon licht, aan de andere kant scheen de volle maan en weerspiegelde zich in de vele eertjes die we steeds tusschen de boomen door zagen schemeren.

te kon beat merken dat we in het land waren van de “Zilveren nachten” en van de “Duizend meren”. Het was een schitterend gezicht. Ik had nooit gedacht zoo’n pracht land te zullen zien. Niettegenstaande Finland op de kaart toch een voortzetting van Rusland lijkt, is er een enorm verschil tusschen deze beide landen zoowel wat land, bevolking, beschaving en welvaart betreft.

Tegen 11 uur kwamen we in Viborg aan, waar we tot over twaalven zouden blijven. Met de heeren van Coeverden, Prins en Röder ben ik toen nog de stad ingegaan. Jammer dat Ennema net naar bed was gegaan. Ik heb hem nog gewaarschuwd maar toen had hij zich net heelemaal uitgekleed en had geen zin meer om alles weer aan te trekken. Met ons vieren zijn we toen maar op stap gegaan.

We liepen nu weer in een Europeesche stad met behoorlijke wegen met winkelstraten, met mooie etalages en zagen we weer bekende namen op de verschillende reclameplaten. Zoo, zagen we weer een Shell pomp, reclame van Pepsodent, van radio’s e.d. je voelde je echt weer terug in de bewoonde wereld al kon je verder nog nietlezen of verstaan want dat Finsch is toch ook nog maar een raar taaltje hoor. Het station was groot en modern, de straten van deze 2e stad van Finland die 80.000 inwoners telt, waren geplaveid met groote keien waar het niet prettig op loopen was, maar die ’s winters wel beter tot hun recht zullen komen. Toen, we een eind gewandeld hadden, zagen we een taxi staan en besloten we om verder te gaan rijden. Maar hoe de chauffeur aan zijn verstand te brengen dat hij ons overal moest rondrijden en om 12 uur weer moest afzetten aan het station. De man sprak alleen maar Finsch. Gelukkig kwam er een agent aan die… ook alleen naar Finsch sprak. Toch scheen het tweetal eindelijk onze bedoeling te begrijpen. Ze beduidden ons in te stappen en daarna reed hij ons in snelle vaart naar… het station waar we juist vandaan kwamen. Wij weer aan het schudden met ons hoofd en toen begon hij weer te rijden.

Wij nieuwsgierig wat hij nu zou doen. Voor een oude ronde toren, een gedeelte van de stadswallen uit de 13e eeuw, hield hij stil, stapte uit en belde aan. De portier van dit gebouw dat een van de bezienswaardigheden van de stad sprak n.l. Engelsch en via hem hebben we toen de chauffeur ons verlangen duidelijk kunnen maken. Toch wel slim bedacht van de man.

Vervolgens bracht hij ons naar de haven waar op een eilandje het oude kasteel van Viipuri stond, ook dateerende uit de 13e eeuw en naar een mooie kerk via aardige villawijken. Daar het volle maan was, konden we toch alles goed zien niettegenstaande het vergevorderde uur. Om 12 uur waren we weer terug in het station en hadden nog tijd om in de keurige wachtkamer een lekker kopje koffie te drinken voor…1 F.M. Finland is buitengewoon goedkoop. De koffie is er bijzonder lekker evenals in Zweden.

Na het vertrek uit Viborg heb ik nog een heele tijd staan uitkijken naar het mooie uitzicht maar tenslotte ben ik toch ook maar naar bed gegaan. Den volgenden morgen was ik om 6 uur weer op om naar het mooie landschap te kijken. We waren trouwens allemaal vroeg op, want om 8 uur zouden we in Helsingfors aankomen. Tegen 8 uur ’s morgens bereikten we Helsinki, de “Witte stad van het Noorden” zooals het genoemd wordt. Het is de grootste stad van Finland (275.000 inwoners) en de noordelijkst gelegen hoofdstad in de wereld. Het is een moderne stad en aan niets kan je merken dat je zoo noordelijk bent, behalve dan dat het er ’s nachts niet geheel donker wordt. Ik moet bekennen dat ik aangenaam verrast werd toen ik Helsingfors zag. Zooiets had ik me absoluut niet voorgesteld. Het is een pracht stad, bijna geheel nieuw opgebouwd met veel parken, keurig aangelegd met veel bloemen, groote boulevards met terrassen, mooie wegen en alles even netjes onderhouden. Op straat zag je uitsluitend dames en heeren loopen; mannen en vrouwen, wat de kleeding betreft, zijn er blijkbaar niet. Je merkt aan alles dat het een welvarende stad is. Finland is ook een van de weinige landen die niet van de crisis geleden hebben. Na de schamele stations in Rusland viel dat van Helsingfors wel heel erg op. Het is een mooi gebouw geheel van Finsch graniet opgetrokken en gebouwd door de bekende architect Saarinen.

In 2 taxi’s reden we naar het “Grand Hotel” dat vlak bij het station bleek te liggen. We troffen het weer, want het bleek een prima hotel te zijn. Alles zag er even netjes uit. Ik kreeg kamer no. 126, een ruim vertrek met een apart zitje en een schrijftafel. Na ons opgefrischt te hebben zijn we gaan ontbijten. De groote eetzaal lag echter nog geheel verlaten en er was niets van eenige bediening te merken.

We waren dan ook veel te vroeg want normaal begint men er pas om 11 uur te ontbijten. Toch werden we vlug geholpen (wat een verschil met Rusland) door 2 echte dames. Ik dacht eerst dat het de eigenares was die zich ermee ging bemoeien, maar later bleek dat het gewoon bedienend personeel was. Met Duitsch konden we vrijwel overal terecht. Dit is een van de verplichte vakken dat al op de lagere scholen onderwezen wordt, zoodat elke Fin wel een paar woorden ervan verstaat en spreekt. Elk land heeft weer zijn bijzonderheden en zoo ook hier. De thee b.v. kregen we opgediend in 2 kannetjes op elkaar. In het bovenste kannetje zit extract en in het onderste water. Na het eten zijn we in 2 auto’s een groote rondrit door de stad gaan maken waarvan we allen genoten hebben.

Helsingfors is gebouwd op een groot aantal eilandjes en schiereilandjes, het terrein is vrij heuvelachtig, zoodat ook de natuur meegeholpen heeft om er wat moois van te maken. Overal zag je de rotsen uit de grond tevoorschijn komen. In Finland dragen de studenten witte petten, sommige met een zwarte kwast. Ook door de meisjes worden die petjes veel ge dragen en het staat hun lang niet gek. We kwamen o.a. langs een groote sportzaak die bleek te zijn van Hannes Kohlemainen, de voorganger van Nurmi, de eerste Fin die een gouden Olympische medaille voor zijn land heeft gewonnen, de winnaar van de Marathon in 1920 te Antwerpen.

Ik heb nog uitgekeken naar het stand beeld van Nurmi dat ergens in Helsingfors moet staan, maar heb het niet gezien. Wel ontdekte ik een naambordje met de naam Nurmi, maar dit was niet de woning van “de” Nurmi, daar de voorletter geen P. (Paavo) was. De rondrit ging langs de mooiste gedeelten van de stad en zijn omstreken. Eigenlijk was het overal even mooi, in de stad met zijn mooie winkelstraten, boulevards en pleinen, in de villawijken op de heuvels gebouwd, langs de havens waar een groote markt was, in de buitenwijken waar je vanaf de heuvels mooie uitzichten had op de stad en zijn omgeving. En alles zag er zoo keurig netjes uit, mooie goed onderhouden wegen, mooie omgeving en ten slotte een stralende zon. Allemaal factoren om deze tocht niet gauw te vergeten.

Ik ben werkelijk verrukt over Finland. Het was een openbaring voor me. Ik had nooit gedacht dat het land zoo mooi zou zijn. Onze autotocht eindigde voor het Parlementsgebouw dat op een hoogte is gelegen en dat een bezienswaardigheid is wat moderne architectuur betreft. Het is geheel van wit Finsch graniet opgebouwd, terwijl voor het interieur ook zooveel mogelijk inheemsche grondstoffen zijn gebruikt. Het is sober doch zeer smaakvol ingericht tot de kleinste details toe is alles keurig afgewerkt en het was een een genot om door dit prachtgebouw te kunnen rondwandelen. Niet tegenstaande Finland een klein en nog maar nieuw land is, durft men het aan om dergelijke grootsche bouwwerken neer te zetten.

Dit Parlementsgebouw b.v. heeft al 102 millioen F.M. gekost. Aan de voet van de enorme trap die naar het eigenlijke gebouw leidt, hebben we met onze chauffeurs afgerekend en zijn toen naar boven geklommen. Het gebouw bleek gelukkig te bezichtigen te zijn en onder de leiding van de portier die ons allerlei bijzonderheden vertelde, hebben we alles bekeken. Van het Parlementsgebouw zijn we gewandeld naar het Historische Museum dat in de nabijheid lag. Ook een nieuw gebouw maar in oude stijl op getrokken. In dit zeer uitgebreide museum viel veel te bewonderen over land en volk, maar wij hebben ons moeten bepalen tot een vluchtig bezoek. Met een tram zijn we daarna naar het hotel teruggekeerd om te lunchen. Het was intusschen 2 uur geworden, zoodat we goede honger hadden. Na de soep die gewoon werd opgediend, kwam een viertal diensters een menigte schotels aandragen. Het waren er zooveel dat er nauwelijks plaats voor was op de groote tafel. Er was van alles wat, diverse soorten visch, gekookt, gebakken en in gelatine, zalm, ham, eieren, radijsjes, verschillende soorten slatjes en brood. Er was zooveel dat je onmogelijk van alles wat kon eten. Ik heb het me best laten smaken hoor.

En zoo’n menu kost maar 18 F.M. Finland is reuze goedkoop. Voor mijn keurige kamer heb ik maar 40 F.M. moeten betalen. Nu zaten in de eetzaal natuurlijk meer menschen dan ’s morgens bij het ontbijt, allemaal nette menschen, maar wat zag ik toen ze klaar waren met hun eten. Dat niet alleen de heeren, maar ook de dames een sigaar opstaken. Het waren wel is waar kleine sigaartjes maar dan toch een sigaar. Dat schijnt er de gewoonte te zijn. Na het eten zijn we ieder op eigen houtje gaan winkelen, maar hebben we elkaar toch allemaal weer teruggevonden in het groote warenhuis van Stockmann. Je kan daar van alles krijgen, van spelden tot auto’s toe. Ik heb er mijn inkoopen gedaan, een groot gemak is dat je er een wisselkantoor hebt waar, ik voor mijn dollars Finsche marken kon krijgen, en ben daarna met Ennema verder de stad ingewandeld. Het was mooi weer, misschien ook daardoor zeer druk op straat.

Weer thuis gekomen ben ik in afwachting van het avondeten aan de zeer uitgebreide leestafel gaan zitten om te trachten het laatste nieuws te weten te komen. Al die tijd waren we eigenlijk van de buiten wereld afgesloten geweest. De Fransche en Engelsche kranten die ik lezen kon waren natuurlijk een paar dagen oud. Up to date waren de Finsche dagbladen maar daar had ik weinig aan zoodat ik voor de laatste berichten mijn toevlucht moest nemen tot de Zweedsche kranten. Met een beetje fantasie kon ik er wel uit wijs worden.

In Finland worden twee talen gesproken, natuurlijk in de eerste plaats Finsch en verder Zweedsch dat tegenwoordig op de achtergrond wordt verdrongen door de landstaal. Een paar jaar geleden werden in het Parlement redevoeringen in het Finsch nog vertaald in het Zweedsch voor afgevaardigden die de taal niet of niet goed machtig waren. Thans gebeurt dat niet meer en moet dus elke afgevaardigde maar zorgen dat hij beide talen kent.

Alle opschriften in treinen, hotels en restaurants staan in 2 talen, gelukkig maar voor de toeristen, want ik geloof niet dat veel vreemdelingen wijs kunnen worden uit dat vreemde Finsche taaltje. Ik heb voor de aardigheid een paar van die opschriften overgenomen. Het zijn bekende zinnen die je in elke spoorwegwagon kunt vinden.

Finsch: “Tupakoiminen kielletty” Zweedsch: Tobaksrökning förbjuden”.

Finsch: “Käymälää ei saa käyttää Junon seissoessa asemalla”. Zweedsch: “Klosetten bör icke begagnas under den tid taget star a stationerna”.

Later dan we afgesproken hadden verscheen ons gezelschap in de eetzaal voor het diner. Zonder uitzondering waren ze na het winkelen in bed gekropen en toen ze er eenmaal in lagen was het blijkbaar een heele toer om er weer uit te komen. Het diner was uitstekend en heb ik het me goed laten smaken. Na het eten zouden Ennema en ik weer de stad ingaan. De rest van het gezelschap voelde zich te moe voor zoo’n krachttoer en zou deze avond eindelijk eens vroeg naar bed gaan. Ennema wilde op het kritieke moment ook al deserteeren, maar ik heb hem toch nog kunnen overhalen en toen wij weg zouden gaan, konden Prins, Röder en mijnheer Coerverden de list om mee te gaan toch niet weerstaan en zijn we toch met ons vijven een wandeling gaan maken.

In het park op de groote boulevards werd muziek gemaakt en zaten vele menschen om de koepel te luisteren. Toen wij aan het loopen waren, kwamen onder luid sirenegeloei eenige brandweerauto’s voorbij snorren. Dit is op zich zelf natuurlijk geen bijzonderheid, maar wel trof het mij dat de brandweerlieden als het ware in een glazen kooi zaten. Dat zal wel voor in de winter zijn ter becherming tegen de kou. Mijn bedoeling was om naar een cabaret of dancing te gaan, maar dergelijk vermaak schijnt er niet veel te vinden te zijn in Helsingfors. Ten slotte vonden we er een, “Cabaret Paris” en daar zijn Ennema en ik even een kijkje gaan nemen. De drie anderen hadden geen lust meer om verder mee te gaan en waren weer naar het hotel teruggekeerd. Er was echter niet veel te beleven en zijn we maar gauw opgestapt en ook maar naar bed gegaan.

Den volgenden morgen was het weer vroeg dag want om 8.45 zou de trein naar Abo vertrekken. Na het ontbijt zijn we naar het station gewandeld waar onze bagage al op ons lag te wachten. De 4 jongelui zaten weer bij elkaar in een coupe. Het weer was schitterend en heb ik genoten van de mooie uitzichten. Het land ziet er keurig onderhouden uit, alles netjes bebord en bood de route voldoende afwisseling om onvermoeid naar buiten te kunnen kijken. Telkens weer zag je de helderblauwe meren, bruischende rivieren met talrijke houtvlotten en afwisselend bosch- en bouwland.

In Karin hadden we 20 minuten oponthoud. Dat had de conducteur ons al duidelijk trachten te maken, maar we snapten natuurlijk niets van het heele verhaal. Uit het spoorboekje wisten we echter dat de trein 20 minuten zou blijven
staan en zijn toen wat op het perron gaan wandelen. Ik liep er met Ennema rond en toen kwam de conducteur ons weer waarschuwen dat we tijd hadden om wat in het restaurant te gebruiken. Hij had nu wel in de gaten dat we hem niet verstonden en schreef daarom op een papiertje “20 min.” en wees met zijn vinger naar het station en zei “restaurant”.

Toen we daar zoo aan het rondneusen waren zag ik toevallig een man met een witte vlag zwaaien en meteen zette onze trein zich in beweging zonder eenige waarschuwing. Ik dacht eerst dat hij rangeeren ging, maar het zekere voor het onzekere genomen ben ik in de eerste de beste wagon die langs kwam ingestapt en Ennema ook. En gelukkig maar, want de trein ging niet rangeeren. We kwamen terecht in een 3e klas wagon en daar er tusschen de rijtuigen onderling geen verbinding was, moesten we er blijven zitten tot de volgende halte. Het was heelemaal niet erg, want zooals alles in Finland was deze 3e klas wagon keurig netjes. Toen de trein bij het eerstvolgende stationnetje stopte, zijn we gauw uitgestapt en naar voren gehold, weer terug naar onze wagon. Tot Abo zijn we toen netjes blijven zitten. Om 13.30 kwamen we in Turku (Abo) aan.

In 2 auto’s hebben we ons laten rijden naar Hotel Hamburger Bör, waar we zijn gaan eten. In het midden van de eetzaal stond een groote tafel vol met allerlei schotels. Je kon zoo gek iets niet verzinnen of je vond het. Ieder neemt van een groote stapel een bord, een mes en vork en dan loop je maar om al het lekkers heen en schep op waar je zin in hebt. Dit was de bekende Zweedsche hors-d’oeuvre die ik alle eer heb aangedaan. Toen mijn bord leeg was, heb ik een tweede ronde gemaakt. Alles smaakte even lekker en het was erg lastig om een keus te doen want er was een te groote verscheidenheid om van alles wat te proeven. De hors-d’oeuvre is eigenlijk de hoofdschotel, daarna komen ze nog wat serveeren, in dit geval boonen met aardappelen in schil en vlees, maar dat kan je eigenlijk als een nagerecht beschouwen.

Na het eten zijn we met ons vieren de stad ingegaan. Ik had onderweg op een plein een verkeersbureau gezien en heb ze eerst daarheen gebracht om een kaart en de noodige inlichtingen te bemachtigen. Abo, tot 1827 de hoofdstad van Finland, is een oude stad en dateert uit de 13e eeuw. Er zijn dus nog verschillende historische gebouwen te vinden en als eerste punt op ons programma hebben we genomen de Kathedraal welke in de 13e eeuw gebouwd is.

Abo deed me sterk denken aan Utrecht met zijn singels. Het is een vriendelijk stil stadje (80.000 inwoners) waar niet veel te beleven viel. Met een tram zijn we daarna dwars door de stad en langs de rivier Aura Joki gereden naar het oudste kasteel van Finland. (gebouwd in 1229) Nu is er een museum van gemaakt. Na er een foto van genomen te hebben zijn we doorgewandeld naar de haven om vast kennis te maken met de boot waarmee we ’s avonds naar Stockholm zouden vertrekken. Daarna per tram weer terug naar het hotel. We hadden elk nog maar enkele marken over en moesten het dus zuinigjes aan doen. Daarom heb ik voor de goedkoopte een 6-rittenboekje genomen. Voor deze gelegenheid had ik voorgeschoten. Op de tram hadden we vrouwelijke conducteurs.

In afwachting van ons vertrek hebben we in het hotel het een en ander gedronken en de tijd gekort met het schrijven van briefkaarten. Om 18.30 zijn we in 2 auto’s naar de haven gereden en nadat de bagage door de douane nagekeken was, zijn we aan boord gegaan van het s.s. “von Döbeln” van de “Finska Angfartygs Aktiebolaget”, een Finsche boot dus. Met Röder en mijnheer Hoeksema kreeg ik een 3-persoons hut (no. 80,81,82) heelemaal vooraan het schip. Het waren niet de beste plaatsen, maar aangezien wij zo laat plaatsen besproken hadden, mochten we blij zijn dat we nog mee konden, want het schip was geheel volgeboekt. Mijnheer Van Coeverden b.v. heeft met nog een 20-tal andere passagiers in een salon op een veldbed geslapen.

In afwachting van het vertrek hebben we ons op het dek in het zonnetje zitten koesteren en gekeken naar het spel van de talrijke meeuwen. Toen we vertrokken ben ik op het sloependek gaan staan en toen we goed en wel onderweg waren heb ik me in een dekstoel geïnstalleerd bij de railing van het achterschip vanwaar ik een mooi uitzicht had.

Met werd een schitterende tocht door de tallooze eilandjes heen over een spiegelgladde zee. Gedurende 3 uren voeren we temidden van de ontelbare eilandjes, daarna werden ze minder talrijk. Intusschen ging de zon prachtig onder. Volgens de prospectie is Finland het land met de 60.000 meren en 80.000 eilanden. Na wat ik op dit laatste stuk gezien heb, lijken me die getallen niet overdreven.

Intusschen was de gong gegaan voor het avondeten. Ook hier kregen we eerst hors d’oeuvre en zoo mogelijk nog uitgebreider dan in het hotel. Er was n.l. een tafel met koude schotels en een tafel met warme schotels. Natuurlijk moest ook hier ieder zich zelf bedienen, ik ben o.a. 2 keer naar een warme aardappelpuree geloopen die overheerlijk smaakte. De soep en aardppelen, vleesch en groenten werden weer gewoon geserveerd. Als nagerecht kregen we rabarber met room en heerlijke koffie na.

Na het eten zijn we nog even in het salon gaan zitten en toen maar gauw naar bed gegaan. We hadden zoo weinig ruimte in onze cabine dat we ons een voor een moesten uitkleeden. Ik ben in de bovenste couchet gekropen en heb best geslapen. Midden in de nacht om 12.30 werd ik echter wakker door het geratel van de ankerketting boven mijn hoofd. We stopten n.l. te Maarianhamina, een plaatsje op het grootste eiland van de Alandsgroep.

Het daglicht was inmiddels weer doorgebroken, maar ik ben voorloopig nog maar in bed gebleven en heb alleen maar uit de patrijspoort even naar buiten gekeken. Toch was ik den volgenden morgen al weer heel vroeg op dek waar ik Ennema al zag zitten. Het was intusschen 8 Mei geworden en vierde Ennema die dag zijn verjaardag. Dat had ik toevallig de dag tevoren in zijn pas gezien.

Toen het gezelschap compleet was, zijn we gaan ontbijten waarbij we ons weer op de gebruikelijke wijze zelf moesten bedienen. Daarna vlug naar het sloependek om te zien hoe we de haven van Stockholm binnenliepen. Voor ons uit voer zig-zag een onderzeëer van de Zweedsche marine. Om 9 uur lagen we aan de kade gemeerd en nadat de bagage door de douane onderzocht was, zijn we in twee taxi’s naar het station gereden.

Tijdens deze rit bleek al dat Stockholm een mooie stad was. Ik had gedacht een stad als Amsterdam te vinden, maar na een nadere kennismaking bleek Stockholm het toch te winnen. In Zweden moesten we de klok weer een uur achteruit zetten. Het verkeer in Skandinavië is links, waar je even weer aan wennen moet b.v. met het oversteken van een drukke straat.

Toen de douane aan boord kwam voor de passencontrole, kwam ook een deftige man van de politie mee in een keurig uniform met gouden knoopen en een lange sabel om met een verguld handvat. Het leek dus heel wat, maar later bleek het een gewone agent te zijn, want op elke hoek van de straat staat zoo’n “generaal” het verkeer te regelen. Bij het station aangekomen hebben we eerst onze bagage gedeponeerd en zijn toen naar een reisbureau in het station gegaan om verdere plannen voor den dag te maken.

Het was nog te vroeg in het seizoen voor de gewone rondritten door de stad, maar het lukte ons toch om een extra bus te huren met een gids en zoo zijn we dan om 10 uur van het station vertrokken voor een groote toer door de stad met bezichtiging van verschillende bezienswaardigheden. In afwachting van de bus zijn we met ons vieren in de buurt gaan rondwandelen om briefkaarten te koopen. Het weer hield zich uitstekend en stond de zon stralend aan de hemel. Toch was het hier veel koeler dan in Rusland, zoodat ik mijn jas best kon velen. In Moskou b.v. was het zelfs vrij warm.

Stockholm, een stad met 600.000 inwoners, is eerst ná den oorlog uitgegroeid tot een moderne groote stad. Het is gebouwd om het Mälar meer op een heuvelachtig gebied en gedeeltelijk op een aantal eilanden. Van het Centraal-station reden we over de breede Vasa-gatan naar het welbekende Stadhuis van Stockholm dat prachtig gelegen is aan de oever van het Mälar-meer. Dit betrekkelijk nieuwe bouwwerk (191 1923) is opgetrokken van roode baksteen in de oude Zweedsche stijl. Van buiten lijkt het niet zóó iets bijzonders te zijn, maar het interieur is schitterend. Het gebouw dient niet als “stadhuis” als zoodanig, de zetel van het stadsbestuur is ergens anders gevestigd, maar wordt meer gebruikt voor officieele gelegenheden, voor ontvangsten e.d. terwijl de groote zalen uitstekend geschikt zijn voor het geven van bals of diners.

Van de talrijke zalen die we doorgewandeld zijn, vele in de oude Zweedsche stijl zooals b.v. de groote Raadszaal, zijn me vooral bijgebleven de z.g.n. Gouden Zaal met als wandversiering droge fresco’s geschilderd door Prins Eugen en de Blauwe Zaal. De Gouden Zaal is als een sprookje. Met een enkele handbeweging opende zich de enorme bronzen deuren die eenige tonnen wegen en die op kogellagers loopen en dan strekt zich voor je uit een groote zaal, zoo fantastisch rijk versierd dat we een uitroep van verbazing niet konden weerhouden. Het is misschien wel het mooiste wat ik ooit op dit gebied gezien heb, vooral als al de lichten ontstoken zijn. In deze enorme ruimte waar honderden menschen tegelijk kunnen zijn, worden de diners gegeven en daarom is erboven een modelkeuken ingericht waar men voor de talrijke gasten tegelijk alles kan klaarmaken.

Om het gebouw langs het water is een park aangelegd waar o.a. een borstbeeld staat van de bekende geleerde Nobel. Na dit bezoek werd de tocht door Stockholm voortgezet en werden we langs de meest bezienswaardige gebouwen gereden zooals o.a. het Raadhuis in Wasa-stijl opgetrokken en het “Ridderhuis” in barok, het Koninklijk paleis, het Rijkdaggebouw, de Opera, het Stadion, enz. Stockholm is een mooie schoone stad mot veel breede boulevards en met een “Underground”, zodat ze al wereldstad allures begint te krijgen.

Een bezienswaardigheid op het gebied van regeling van het verkeer zijn de zogenaamde “Sluizen”. Hier komen de Oostzee en het Mälarmeer samen en over dit betrekkelijk smalle stukje grond dat de twee stadsdeelen met elkaar verbindt, is het verkeer zoo enorm druk, dat men een vernuftig stel wegen heeft uitgedacht die over en onder elkaar doorloopen en wel zoodanig dat men zonder een straat over te steken en door steeds maar links te houden alle richtingen uit kan gaan. Onderdoor gaan de schepen, terwijl voor de voetgangers een groote lift is aangebracht om ze naar het hooger gelegen gedeelte van de stad te brengen.

Stockholm is gebouwd op se heuvels om het Mälar-meer en langs de Oostzee, wat het stadsschoon natuurlijk nog meer verhoogt. We reden o.a. over een lange, heel hooge brug vanwaar we een mooi uitzicht hadden op het moderne gedeelte van de stad dat aardig gelegen is aan het water. In de villabuurt zijn we o.a. langs de woning van Ivar Kreuger gereden. Of het een nationale feestdag was of gewoonte, dat weet ik niet, maar wel viel, het me op dat er overal gevlagd werd.

Voor het Koninklijk paleis stond net als in Londen een speciale wacht die ook iederen dag met veel vertoon gewisseld wordt. Ons tweede bezoek gold de nieuwe Engelbrecht-kerk, een modern kerkgebouw met fresco muurschilderingen.

Daarna weer verder rondgetoerd door de stad o.a. langs de Kungs-gatan, een zeer drukke winkel-boulevard en toen weer terug naar het station waar we in afwachting van het vertrek van de trein in het restaurant boven aan het eind van de groote haal van het station koffie hebben gedronken.

Ik zat met Ennema samen aan een tafeltje en hebben we ter eere van onze verjaardagen een extraatje besteld. Vanaf onze verheven standplaats hadden we een aardig overzicht op het drukke gedoe, in de groote stationshall die met de talrijke winkels langs de kanten veel leek op een soort winkelgalerij. In een boekenstand konden we voor het eerst weer Hollandsche kranten krijgen.

Om 13.30 vertrok de trein van Stockholm naar Trälleborg. We hadden een mooie ruime wagon. Je zat er net als in een kamer, op de vloer een tapijt en in elk compartiment voor vier personen voor ieder een ruime fauteuil. Voor de bagage was een speciaal gedeelte bij de ingang ingeruimd, zoodat je in de we zelf geen last hebt van de groote tasschen e.d. Overal gon stonden karaffen met drinkwater dat geregeld ververscht werd. Van tijd tot tijd kwam een picolo voorbij met allerhande lectuur en de nieuwste kranten. Het werd ons dus zoo aangenaam mogelijk gemaakt. Door de breede vensters hadden we een mooi uitzicht over het schitterende landschap dat die dag zo voordeelig mogelijk uitkwam met de stralende zon over het jonge lentegroen.

Over een hooge spoorbrug verlieten we Stockholm en voor het laatst konden we nog genieten van een panorama van de stad. Kort na het vertrek zijn we gaan eten en later tegen 7 uur weer. Verder hebben we genoten van dat schitterende landschap. Het was steeds heuvelachtig, telkens weer reden we langs een van de vele helderblauwe meren of langs de zee.

In Norrköping zijn we even uitgestapt om een foto te maken. In Zweden hebben ze elektrische locomotieven zoodat je niet zoo vuil wordt van zoo’n lange reis. Ik heb werkelijk genoten van dit laatste gedeelte. Zelden heb ik zoo comfortabel gereisd door zoo’n prachtige omgeving, onder zulke gunstige weersomstandigheden. Dit was Zweden op zijn best en het kon niet anders of dit land heeft een uitstekende indruk bij mij achtergelaten.

Toen we in Malmö aankwamen was het intussen volledig donker geworden. Het weer scheen plotseling veranderd te zijn, want we hoorden de wind over onze wagon denderen. Het was nu ook veel kouder, want toen ik in Trälleborg de trein uitstapte zat ik te rillen in mijn regenjas die ik door de harde wind toch heelemaal had dichtgeknoopt. Dat beloofde wat voor de overtocht naar Sassnitz.

We moesten nog even langs de douane en zijn toen aan boord gegaan van de groote veerboot “Drottning Victoria”. Het bleek een flink schip te zijn, minstens zoo groot als een Nederlandsche mailboot, at ik weer wat optimistischer werd, vooral toen ik bedacht dat de heele trein ook nog aan boord zou komen. Om 22.30 waren we in Trälleborg aangekomen en al heel gauw daarna zijn we vertrokken. De trein stond in 2 gedeelten onder in het schip, stevig aan de rails vastgeschroefd. Het waren alleen de slaapwagens die meegingen, maar aangezien wij deze keer geen slaap-coupes besproken hadden, moesten wij ons heil aan boord zoeken. We hadden we wel een hut kunnen huren, maar daar de overtocht slechts 4 uur zou duren, hadden we besloten om dit niet te doen er het toch niet de moeite waard zou zijn en hebben ons toen maar in de groote salon geïnstalleerd. Behalve ons gezelschap was er nog maar een heel enkele passagier aan boord, zoodat we ruimte genoeg hadden en we elk wel een bank konden vinden om te probeeren een dutje te doen. Intusschen had het schip de haven van Trälleborg verlaten. Ik heb een rondgang over het schip gemaakt, maar ben gauw in de salon gevlucht voor de wind en de kou en ook voor het water, daar van tijd tot tijd de zeetjes over de dekken sloegen.

Toen we goed en wel op zee waren begon al gauw het lieve leven. Het groote schip begon zoo te keer te gaan dat het niet lang duurde of het was mis met me. De boot schommelde en stampte tegelijk en maakte de meest onverwachte bewegingen zoodat ik al gauw op de W.C. zat om mijn maag binnenste buiten te keeren. Dat was voorloopig een opluchting, ik heb toen geprobeerd om nog wat te slapen wat me van tijd tot tijd gelukte, maar ik heb toch kans gezien om vóór Sassnits nog 3 keer over te geven. Ik was wat blij toen we om drie uur ’s nachts in Sassnitz aankwamen; ik was volkomen gebraakt. De rest van het gezelschap heeft zich goed gehouden, op Röder na die mij nog overtroffen schijnt te hebben. Met heel bleke gezichten, diep in onze jassen gekropen scharrelden we door de Duitsche douane heen, koffer open, passen laten zien, platen “bescheinigen”, de trein in en toen gaan slapen.

Toen ik wakker werd was het daglicht weer doorgebroken en reden we net over een dijk van het eiland Rügen naar het vasteland. Het weer was geheel in overeenstemming met onze gemoedsstemming

De lucht was geheel bedekt met donkere wolken en van tijd tot tijd stroomde de regen in dikke stralen neer. Ik ben me zoo goed en zoo kwaad als het ging wat gaan opfrisschen en heb me in de toilet nog even geschoren. In Lübeck werd eerst de restauratiewagen aangehaakt, zoodat we voorloopig nog moesten wachten. Maar toen de wagen er ook was, zaten we al gauw achter een groote kop koffie en begon ik weer bij te komen. De leege maag werd weer goed gevuld en toen was al het leed weer vergeten.

Alleen stond ik nog niet vast op mijn beenen en zat ik nog steeds na te schommelen. Om 10.30 kwamen we in Hamburg aan, waar we 2 uur de tijd hadden. Prins en Röder zijn naar een kapper gegaan om zich te laten scheren en ik ben met Ennema de stad ingegaan. Van mijnheer van Coeverden hebben we elk 2 Mark geleend en zijn toen op stap gegaan. Het was intusschen gelukkig droog geworden. We zijn heelemaal om de bekende Alster, twee groote meren in het hartje van de stad, gewandeld en hebben alvorens naar het station terug te keeren in Café Wallhof een kopje koffie gedronken.

De trein van Hamburg naar Holland zat goed vol zoodat we nog wel ieder een plaatsje hebben kunnen krijgen, maar niet bij elkaar. In Osnabrück moesten we overstappen, we hadden maar weinig tijd en moesten op een heel ander perron zijn, maar het is ons toch gelukt de trein te halen.

Hier hadden we meer plaats, In de trein zat o.a. ook de bemanning van een Hollandsche boot die in de Elbe tijdens de storm een aanvaring heeft gehad en die nu op deze manier naar huis terug moesten keeren. Ze schijnen hun bagage verloren te hebben, want de kok o.a. had nog steeds zijn witte muts op en liep rond in zijn blauw gestreepte broek. We hoorden toen ook, en lazen dat later in de krant dat het de laatste dagen hevig gespookt had in de Oostzee, zoo erg dat de veerboot op dat korte traject geregeld met eenige uren vertraging aankwam.

Wat een geluk dat de zeereis Leningrad-Kiel niet is doorgegaan. Nu hebben we alleen nog maar het staartje van de storm ontmoet en dat was mij meer dan genoeg. Zonder verdere wederwaardigheden bereikten we de Hollandsche grens. De Duitsche douane was weer heel soepel alleen klinken die commandostemmen van de heeren me altijd onaangenaam in de ooren. In Oldenzaal waren hun Hollandsche collega’s aan de beurt. Ik heb op deze reis veel keeren douanes laten passeeren en overal werden we heel behoorlijk behandeld, wat ik heb moeten ondervinden bij de Hollandsche grens ging alle perken te buiten. Zelden heb ik een ambtenaar zoo onbeschoft zien optreden. Röder werd blijkbaar het minst van ons allen vertrouwd, want hij werd zelfs aan den lijve onderzocht.

le het vertrek uit Oldenzaal werd het weer tijd om afscheid van elkaar te nemen. Druppelsgewijs zijn we bij elkaar gekomen en zijn we ook weer uit elkaar gegaan. Het eerst was Ennema aan de beurt die ons in Apeldoorn verliet, daarna in Amersfoort mevrouw van der Ploeg, in Utrecht moest mijnheer Hoeksema overstappen in de trein naar Amsterdam, terwijl Röder in Gouda afscheid van de drie overgeblevenen moest nemen. Om 20.02 waren we weer in den Haag terug waar we verwelkomd werden door mevrouw van Coeverden.

Het motregende en er hing een lichte mist die echter hoe langer hoe dichter werd naarmate ik dichter bij huis kwam. Toen op de Frederik Hendriklaan uit lijn 1 stapte, hoorde ik de misthoorn van Scheveningen loeien. De laatste dagen had het flink geregend in Duitschland en Holland, terwijl het weer in Rusland ook veel te wenschen over liet in de tijd ren voor onze komst, zoodat we wel van geluk mogen spreken dat wij het overal zoo buitengewoon goed getroffen hebben met het weer. Het was natuurlijk over het middernachtelijk uur alvorens we in bed lagen die avond, want je begrijpt dat ik wel het een en ander te vertellen had na deze reis. Alvorens uit elkaar te gaan hadden Prins, Röder en ik afgesproken om elkaar nog eens te ontmoeten ten huize van de familie van Coeverden. Dat hebben we dan ook gedaan. Het is een gezellige avond geworden, herinneringen werden opgehaald, de gemaakte kiekjes werden bekeken, de diverse bestellingen genoteerd en voordat we het wisten was het weer bij twaalven. Van elke reis moet de leider rekening verantwoording afleggen aan het bestuur van de N.R.V.

Deze afrekenstaten moeten echter eerst gecontroleerd worden door twee leden van de Reis commissie die gekozen worden uit het reisgezelschap. De keus viel op Röder en mij. Ik had er natuurlij niet het minste bezwaar tegen, vond het juist wel leuk om de hele reis, nu in getallen, weer de revue te laten passeeren. Ongeveer een maand kreeg ik een dikke enveloppe thuis bezorgd met het verzoek een en ander na te kijken en vervolgens door te zenden aan Röder.

Mijnheer van Coeverden zal er wel een heele tijd mee bezig geweest zijn alvorens hij alles voor elkaar had, vooral als je bedenkt dat hij met 7 soorten geld moest rekenen. Alle bewijsstukken van de gedane uitgaven als rekeningen, kaartjes e.d. waren er bij ingesloten, die had hij trouw overal verzameld. Ik ben er een heele Zondag zoet mee geweest, maar ik heb het met genoegen gedaan. Op deze reis heb ik wel van alles gehad, zoowel bijzonder interessante dingen gezien en meegemaakt als van het natuurschoon genoten.

Alles is vlot verloopen en hadden we heusch niet te klagen over gebrek aan afwisseling. Ik ben dan ook heel tevreden over deze reis die nog lang in mij in herinneringen bewaard zal blijven.